dinsdag 25 oktober 2011

Snip en snap

Twee jongens op een fiets reden over de stoep. 'Hallo!' riepen ze naar de snel opzijspringende oudere vrouwen. Bij de Hema liep er een langs de rookworsten. Hij liep er vrolijk mee naar buiten zonder te betalen en sprong weer achterop.

Kwaadheid en angst groeiden. Bij het stationnetje aangekomen zag ik dat ze met mijn trein moesten. Ai.

Maar wacht eens, had ik niet gewoon mijn fiets bij die jongen voor de Hema neergezet? Had ik niet achter die andere jongen door de Hema gewandeld?

Op het perron zag ik mezelf staan kijken of ze inderdaad meegingen. Kwaad, bang, nu ook al nieuwsgierig. En nu trots en verwonderd dat de jongens - na mij dan - de helden van dit stukje zijn.

Nu nog mezelf tegenhouden om er geen column van te maken, een maatschappelijke analyse over provocatie en criminaliteit. Snel stoppen.

zondag 23 oktober 2011

Oppervlakkiger dan oppervlakkig

Van de jongeren op mijn school mag niets saai zijn, vooral niet als je zelf aan het woord bent. Van de ouderen in mijn cursus hoor ik vaker dat het best saaier mag. Een bekend probleem, ieder wil zijn eigen stijl, die past bij zijn fysieke breinvermogens en bij zijn behoeften aan 'verdieping'. Met verdieping wordt dan meestal bedoeld dat een gazonnetje helemaal wordt gemaaid voordat je doorgaat naar het volgende gazonnetje, anders heb je het gevoel dat je iets hebt gemist.

De didacticus zal altijd kijken hoe hij zijn stof zo kan aanpassen dat er het meest van overkomt op de ontvanger. De filosoof zal kijken hoe hij aan de rand van deze kaders de plekken kan vinden voor een diepteborinkje.

Maar wat als je de 'fenomenen wil redden', zoals Aristoteles, of bij de fenomenen wil beginnen als toegang tot de betekenis van de dingen voor ons, zoals de fenomenologie? Of wat wanneer je de 'fabel van de wereld' zoekt zoals misschien Nietzsche, en de gravers verwijt dat ze 'niet eens oppervlakkig zijn'?

Scheren over het oppervlak kan een manier zijn om ergens te beginnen. Of om een plek te zoeken waar je kunt beginnen. En dan zitten we al in een moeilijke differentie.

Er moet dus een oppervlakte van de oppervlakte zijn, een manier om oppervlakkiger te zijn dan oppervlakkig.

Begin eens met overal 'misschien' voor te zetten, gewoon als truc. Misschien werkt dat.

woensdag 19 oktober 2011

De dode taal van de ander

De weerstand tegen Latijn is wijdverbreid. Mijn vader ergerde zich aan Gregoriaans zingen in de kerk omdat hij dat als symbool zag van Rooms imperialisme. Bovendien was het discriminerend omdat vrouwen bij de wisselende gezangen niet mochten meedoen. Dat weerhield hem er overigens niet van om het Credo luid mee te brullen. Op de voorste rij, waar het plaatje 'collectant' op de bank geschroefd was. Een van de eerste Latijnse woorden dus die ik heb gelezen.

Onder mijn vrienden en familieleden heerst de impliciete of expliciete afspraak dat ik niet teveel over Latijnse woordafleidingen praat. Afgezien van mijn (on-Romeinse) gebrek aan zelfcontrole lijkt het of de taal niet wil worden herinnerd aan zijn vreemde, 'dode' oorsprong (en daardoor dus in zijn zucht naar het 'oorspronkelijke', 'originele', de dood om zich heen organiseert als het element waarin het zich thuis voelt.) Het wordt gezien als elitair, overdreven, gekunsteld en dus irritant om hardop te zeggen wat je ontdekt.

Het is een goede oefening om deze ontdekkingstocht discreet voort te zetten, murmelend in de crypte onder het altaar. Latijn was voor de christenen een eigen taal, een tweede taal zoals het Engels nu. Nu is het de dode taal van de ander. De geseculariseerde wereld (mundus, seculum) wordt mondig (mundus) en verbergt het Latijn in zijn innerlijk, zijn religie en zijn moderne talen. Het is geprojecteerd tot een hobby voor fanaten, een statussymbool van nieuwe rijken en een keuzevak voor brave slimme meiden.

Zegt het niet voort: het wordt tijd dat ik het Latijn, nu het er nog is, en in weerwil van alle oppeppraatjes pro domo, als deze dode taal ga ontdekken.

maandag 17 oktober 2011

Gemiste humor

Humor is in principe misplaatst. Ben je een ander, van een andere plaats of tijd, dan is het jouw humor niet. Zo nauw luistert het.

Dat ontslaat je niet van de plicht om voorzichtig te zijn met humor ook in de kring van mensen met wie je vertrouwd bent. Ook daar kan humor gauw misplaatst zijn. Je maakt het dan 'te groot'.

Andere valkuil van de humor is het intellectualisme. Doordat je het juist uitstekend met een of twee kunt vinden lijkt het voor anderen een geheimtaal. Pas daarmee op.

Er is nog de nar. Hij zegt in wezen: maak me dood! Ik ga toch door met spotten! (Ze laten hem leven.)

Het toppunt van misplaatste humor is kamikazehumor. Je maakt jezelf onmogelijk, je zoekt kracht in de afwijzing. Je droomt dat er iemand is die deze laatste humor nog opraapt om hem als een gedroogde staart achter tegen een fopdier te houden, en hij valt er weer af. Niemand die hem mist.

zaterdag 8 oktober 2011

Oproep!

Beste lezer. Ben jij eigenlijk niet ook schrijver? Er wordt zo vaak gezegd dat iedereen zich opwerpt als schrijver. Dan zou je dat als een geuzennaam kunnen opvatten, of als selffulfilling prophecy, eventueel een sellfulfilling profitcy.

Het grootste probleem van het schrijven is niet het aan de gang komen. Je hoeft alleen maar een ervaring van noodzaak of drang te hebben. Een aanleiding kan zelfs al volstaan. Vroeg of laat zit je dan ineens in die blog.

Moeilijker is de kwestie van de oproep. In alles wat geschreven wordt zit expliciet of impliciet een oproep. Doe zoals ik! Doe dit of dat!

De drang tot oproepen zit wellicht genetisch of memoretisch in ons verankerd.

Vergeef me. Maar toch, schrijf een blog.