woensdag 24 juli 2013

De schoonheid van de greppel

Stel dat een blog een tijdelijke ontsnapping is. Dan wordt het linke boel wanneer je een filosofisch getinte blog schrijft. Je haalt jezelf ongemerkt uit je hemel en valt in de greppel.

Mogelijke strategieën om de landing te verzachten zijn apokoptiek, zelfkritiek, troost. Een subtielere strategie is de immunisering. Daarvoor kan ik rookgordijnen inzetten. Je kunt ook zeggen dat ik me een doel stel waardoor het lijkt of dat doel voor mij een haalbare zaak is.

Lezer, kom op, val er niet in.

dinsdag 23 juli 2013

De sociale media maximaal inzetten

Een goede vriend adviseerde me ooit om mijn waardevolle schrijfsels te brengen bij een groter publiek. Daarvoor moest ik de sociale media ingaan. Dankzij hem leest u deze waardevolle blog.

Inmiddels ben ik al heel ver met oefenen. Hoe kun je de sociale media maximaal inzetten?

Eerst dacht ik dat maximaal sloeg op het aantal lezers. Inmiddels begin ik door te krijgen dat maximaal slaat op output. In essentie heeft de universiteit me daarvoor het model gegeven.

Met één verschil. De universiteit is voor mensen met geduld. 'Wetenschap is een jurysport' (Stapel), kwaliteit is erkende kwaliteit, en dat als voorwaarde voor output überhaupt.
Hier kan ik mijn output maximaliseren zonder door de selectiemolen te gaan.

Er tekent zich een doel af. Jaloers op mensen met een echte hobby droom ik van het maken van talloze miniatuurtjes die de suggestie van maximale kwaliteit wekken. Niet alleen voor wie ernaar kijkt, maar ook voor wie er niet naar kijkt. Er wordt gefluisterd dat het bestaat, dat zoiets als dit bestaat. Ach ja!


maandag 22 juli 2013

De Tour langs zien komen

De Tour wordt wel een metafoor van het leven zelf genoemd. Ook in het echte leven heb je strijd, opgave, gemeenschapsgevoel, onrecht etcetera meer (zoals Jan Janssen dat zegt).

De vraag is of dat ook geldt voor het kijken naar de Tour.
Een boeddhistische meester zei ooit dat je naar de wereld en jezelf moet kijken alsof je naar een film kijkt.

De afgelopen weken heb ik nog niet kunnen checken of dat iets oplevert. Het kijken naar de Tour was mijn leven. Bovendien is sowieso moeilijk te zeggen of boeddhistische acties iets opleveren, zei mij ooit een zenleraar.

Zo kijk ik toch al een beetje naar het kijken, en ook dat is voorbijgegaan. Nu.


zondag 21 juli 2013

Zelfkritiek

Kritiek kun je gerust aan anderen overlaten. Maar daar moet je wel je best voor doen. Kinderen krijgen uitsluitend complimenten voor hun tekeningen, een teken dat ze er nog niets van kunnen.

Kritiek krijgen gebeurt sommige mensen vanzelf. Hun werk trekt de aandacht omdat ze goed zijn, of omdat ze toevallig op de juiste plaats en tijd zijn. Gebeurt dat niet, dan moet je de aandacht proberen te trekken. Ook de grootste filosofen beschikken over de nederigheid dat ze zich overgeven aan provocaties. Anderen zetten vrienden aan het werk met campagnes, of oefenen zich in subtiele retoriek. Voel je je daarboven verheven, dan kun je de bedelaar uithangen.

Het is natuurlijk allemaal luiheid. Een echte Freigeist moet zichzelf durven tegenspreken. Nietzscheaanse autonomie is niet alleen dat je je boven anderen verheft, maar ook zelf jezelf durft te bestrijden.

Maar helaas helaas, niet iedereen is zo dapper. Echt laf is het zodanig regisseren van je kritiek dat die feitelijk je verhaal moet versterken. De socratische dialoog is er zo een, ware deze niet zo briljant neergeschreven. Minder briljant is de ruimte onder deze blog waarin je kritische reactie bij voorbaat al ingepakt is. Een tussenmogelijkheid is de interpretatie van je alleenspraak als deel van een gesprek, wat natuurlijk een leugen is. Je bewondert de lafaards om hun lef.

En dan is er ook nog een categorie die mokkend - je komt er niet onderuit - wil beloven dat hij zich zal verbeteren in zelfkritiek. Voor wie het gelooft...


Mijn begeerte

Gisteren las ik het interview van Ad Verbrugge met Wilma de Rek. Vanochtend hoorde ik - als podcast - het radiogesprek van Wim Brands met Verbrugge. Brands heeft  al flink met Verbrugge geoefend, dat kun je horen, het is niet hun eerste gesprek. Hij is geïnteresseerd in de persoonlijke beweegredenen van Verbrugge, en probeert op een punt door zijn bescherming te komen. Brands weet dat Verbrugge ineens de geest kreeg, en 's ochtends ging schrijven, aan een stuk door tot diep in de nacht. Hoe kon dat? Hoe past dat in zijn leven zelf? Verbrugge geeft geen sjoege. Soms heeft hij dat nu eenmaal.

Zou er een verband bestaan tussen die schrijfervaring en de thematiek die Verbrugge opwerpt? Is de schrijfdrang de vorm van zijn toewijding, zijn persoonlijke Vijftig tinten grijs? Het is een geste, maar een die hij maar deels met zijn publiek wil delen. Het zou de plaats kunnen zijn waar de tijdgeest zich via een geheime gang aan Verbrugge mededeelt, en waar de tijdgeest zichzelf mededeelt aan de tijd, de tijd van het schrijven, het oefenen in wat je zoal meemaakt. Of zegt dat meer over mijn eigen verlangen, nu ik hier 's ochtends vroeg zit te tikken aan dit stukje? Mijn 'staat van verwarring' waardoor ik het idee krijg dat ik alsnog met Verbrugge tot een vloeiende beweging kom? Pingpongend?

Op het spel staat misschien het redden van het Unzeitgemässe, het in de tijd tegen de tijd in denken. Drukt de tijdgeest zichzelf uit, zoals bijvoorbeeld bij Hegel, in een vorm van de gemeenschap? Of begrijpt, zoals bij Hegel, die gemeenschap zichzelf dan nog niet goed? Verkeert in de liefdesrelatie de staat dan nog in verwarring? Wanneer je de staat van verwarring beschrijft, probeer je dan de verwarring te verklaren, op te lossen, de knopen te ontwarren? Of probeer je via je beschrijving op jouw eigen wijze, als leraar en schrijver, aan die verwarring deel te nemen? De leraar beschermt zich tegen de verwarring met zijn verantwoordelijkheid de dingen goed uit te leggen. Maar de schrijver, die wordt 's ochtends gegrepen en moet dan aan de gang. Het kan zijn manier zijn om te ontsnappen aan zijn eigen verwarring, zijn stukgelopen relaties, maar evengoed de roes waarnaar je verlangt, de roes die weliswaar absurd is, maar nooit absurd genoeg om het idee te krijgen dat het werkelijk de tijdgeest is die zich aan jou mededeelt. De toewijding glijdt over in verlangen, het verlangen in gemis, het gemis in de vervanging.

Belanden we niet precies zo, beste gesprekspartner, in het consumentisme waaruit je hoopte dat het gemeenschapsverlangen je bevrijdde? Is het verlangen niet zo onmogelijk, door de dingen die je zoal meemaakt, dat je het via andere zaken wil afdwingen en daardoor opgescheept blijft met die andere zaken? Het fetisjisme als grondslag van onze ruilsamenleving, dat de ene keer een individualistisch gezicht heeft, de andere keer een communalistisch. Elk gezicht is goed genoeg, voor even.

De tijdgeest zou in dat geval zelf de fetisj kunnen zijn van iets dat erachter schuilgaat, misschien een economie, misschien ook een fantasma, bijna een schuilgaan als zodanig. Een schuilgaan dat bij Verbrugge de vorm aanneemt van een privé-leven dat hij afschermt. Afschermt door het mede te delen, door de voorbijgaande essentie ervan als wijze les te presenteren, door te pingpongen met zijn interviewers. Het is zijn gift, en om iets te kunnen geven moet je het achterhouden, anders verliest het zijn waarde.

Maak ik nu iets mee, zoal? En wat dan?
Het zou kunnen functioneren als een spiegel. Verbrugge - in zijn publieke en privé-variant - is een spiegel waarin ik kan kijken en iets over mezelf kan leren. Ik heb vertrouwen in de filosofische traditie waarin de tijd wordt onderzocht als een mededeling van het zijn, en waarbij die relatie zich elk moment kan omkeren. Dat maakt het ook zo moeilijk om te oefenen. Het oefenen kan iets zijn dat we kunnen doen, een discipline, een mooie vorm die te doen is. Het kan ook een uiting van de tijdgeest zijn, een hype, waarin we ons laten begoochelen door de tijd en ons slecht voorbereiden op wat er eigenlijk aan de hand is, op wat we zoal meemaken.

Het schrijven zou - goed derridiaans - de plaats en tijd zijn waarin die plaats-tijd zich voortdurend verdeelt, in différance. Écriture is die différance. Achter elke manifestatie en verberging ligt een andere, oorspronkelijkere, zonder dat we bij een oorsprong uitkomen, een oorsprong zonder oorsprong. In dit geval zou je ook kunnen zeggen dat ik de spiegel Verbrugge keer naar de spiegel Derrida, een spiegel waarin ik niet kan kijken omdat Derrida zelf lijkt te leren dat het zijn zich mededeelt in een terugtrekking, chora. Daarbij wordt mijn eigen geste onmogelijk, zinloos.

Wat resteert lijkt zoiets als een weigering, een verantwoordelijkheid tot weigeren zelfs, van het offer, van wat me door de leraren wordt aangeboden. Het schrijven dat de lessen aanneemt kan dat uiteindelijk slechts op verantwoordelijke wijze doen door die lessen te weigeren. Mijn oefeningen, zo begin ik geleidelijk in te zien, zijn oefeningen in het weigeren van de spiegels. Wie zou ik zijn als ik Verbrugge zou zijn? Ik zou me graag spiegelen aan Derrida. Maar precies door dat te doen negeer ik Verbrugge en Derrida.

Ik heb geen idee waar deze les vandaan komt. De les komt op me af, op deze zondagochtend in de vakantie, een warme dag. Al schrijvend. Zou Brands me ooit vragen hoe het past in mijn leven, dan zou ik zeggen: beste Wim, het was mijn poging te doorzien waarom ik me in mijn stukjes altijd spiegel aan jou, aan jouw keuzes en boeken. En om al - begerig - een voorschot te nemen op de tijd waarin ik daarmee ophoud, waarin ik jou op je voetstuk laat staan. En Brands zou dan misschien antwoorden: beste Anton, dat zeg je mooi, want ...

En nu merk ik dat dit fantasma zijn kracht al een beetje verliest. Dat zeg je mooi, want ... In zekere zin heeft het gesprek met Brands al plaatsgevonden en kan ik de volgende gerust aan hem overlaten. Daarmee in één beweging Verbrugges offer weigerend en accepterend, zijn staat van verwarring.






zaterdag 20 juli 2013

De pingpongbeweging

Ad Verbrugge was vroeger geen onverdienstelijk tafeltennisser. Hij heeft die draad weer opgepakt. Eerder al kon hij de waarde van het oefenen inzien. Bij Zomergasten liet hij een filmpje zien van een jonge danseres die extreem hard had geoefend. Het past ook bij de voorzitter van Beter Onderwijs Nederland. Je moet nu eenmaal patronen inslijpen om ergens te komen.

Nu heeft Verbrugge een stap verder gezet door een stap terug te doen. Het oefenen bevalt hem beter dan het wedstrijd spelen. In één beweging door verbindt hij zijn voorliefde voor oefenen met het delen van eenzelfde beweging met een ander. Met dans, spel en ritueel. Met discipline, concentratie en gedeelde vormen.

Misschien kun je nog een stap extra zetten. Oefenen in wat je zoal meemaakt. Je moet dan wel de knop omzetten van een nieuw leven beginnen naar dingen meemaken. Maar misschien doet Verbrugge dat al lang. En gezien zijn vertrouwdheid met Heidegger zal hij ook wel begrijpen wat hij doet. De stap extra is dan gewoon de stap die hij al zet,  je schon.

Ergens voelt Verbrugge dat ook wel aan. Daarom wil hij niet te persoonlijk worden. Wat hij wel al is. Het hele interview, ja elk interview, speelt met de dubbele richting van algemene zaken als alibi om dieper door te dringen in de persoon, en persoonlijke zaken als voorbeeld van een algemene tendens. Maar goed, het gaat hem om de spiegeling van een tendens. En die kun je dan misschien weer opvatten in de termen zoals hierboven genoemd, als één beweging met zijn tweeën.

De werkelijke dubbelzinnigheid bij Verbrugge (zeg ik voordat ik zijn boek heb gelezen) is zijn verhouding tot de tijdgeest. Die ontdekt hij door de waarheid van populaire cultuuruitingen te onderzoeken. Die cultuuruitingen zeggen iets over liefde en gemeenschap, maar bovenal binnen het frame van de tijdgeest. En Verbrugge wil die tijdgeest niet zozeer meemaken, als wel mensen ervan bewust maken. Het is de leraar die spreekt.

Blijft bij mij de vraag hangen wat de betekenis is van de persoonlijke liefdes van Verbrugge. Het blijft geheim, maar wel een geheim dat hij bekent, bijvoorbeeld zijn ex-vrouwen en de literatuur. Terloops, nebenbei. Staan die gebeurtenissen buiten de tijdgeest, zou je haast willen denken, en zijn ze daarom zo belangrijk? Of kun je Verbrugges relatie met de tijdgeest alsnog duiden in termen van liefde of verlangen?

Mij treft in Verbrugges voorliefde voor populaire cultuur de geste. In die geste hoopt hij alles te symboliseren wat hij wil zijn. De tragiek van zo'n keuze is dat de geste ons toont en verbergt wat we met hem kunnen delen. We zijn overgeleverd aan een spelletje pingpong tussen die geste en alles wat die geste zou kunnen symboliseren: waarheid, liefde, literatuur. Het wordt nog flink oefenen om met Verbrugge tot één vloeiende beweging te komen.

zaterdag 13 juli 2013

Net geen filosofie

Stephan Sanders vertelt dat hij gegrepen werd door Sloterdijks Du musst dein Leben ändern: 'Ik heb het half uit en het greep me wel, maar ik twijfel ook steeds omdat het zo in jargon is geschreven. Ik denk steeds: dit is meesterlijk, om bij de volgende pagina weer het gevoel te krijgen dat ik ontzettend te grazen word genomen. Maar vooralsnog overheerst de nieuwsgierigheid.'

Sloterdijks boek hangt eveneens als een schaduw over deze blogs. Het fascineert omdat het de fascinatie tot uitgangspunt neemt, de fascinatie voor het gedicht van Rilke over zijn fascinatie voor de torso van Apollo. Het zou kunnen zijn dat die fascinatie (van mij, Sanders, Sloterdijk, Rilke) iets te maken heeft met de torso, deze torso en/of de torso als zodanig, een onaf beeld van een onaffe god (Apollo was de helft van een tweeling) die wordt beleden in onaffe projecten die maar half worden gelezen.

Heb je iets meegemaakt als je de fascinatie zo uitsmeert, verdubbelt, halveert, herhaalt? Is het niet een truc om het goddelijke terug te brengen tot iets waar we net bij kunnen, al lezend of bloggend?

Bij filosofie hoort zeker ook de ontnuchtering. Het is precies Apollo die ons - volgens Nietzsche - in staat stelt überhaupt contact te maken met Dionysos, de god van de fascinatie en de fragmenten. Het zou dus goed kunnen zijn dat al dat concrete en anekdotische waarnaar mijn onderzoek deze dagen wordt gedreven eerder aan het eind van het proces ligt dan aan het begin. Ik maak iets mee, misschien, ooit. Ik oefen om iets 'zoal mee te maken'.

Maar zoveel geduld hebben we niet.

In deze haastige blogs wil ik - misschien puur uit nieuwsgierigheid, meer is het niet - een voorschot nemen op filosofie, op die mengeling van fascinatie en ontnuchtering. En ik ben niet te enige. Sloterdijk zelf ziet de joggers van nu als de voorlopers van de grote verandering. Noem het wanhoop, noem het kortzichtigheid. Of noem het, zoals ik eerder dacht, de tevredenheid van een man die het beste van zijn leven al achter zich heeft maar nog één keer de Ventoux op fietst. Zo maakt hij tenminste nog íets mee.

 

vrijdag 12 juli 2013

Mislukt

Wat je zoal meemaakt mislukt. Zo probeerde ik gisteravond het vrouwenvoetbal te volgen. Dat lukte niet helemaal, omdat halverwege de tweede helft de avondetappe op een ander net begon. Dat mislukte ook, omdat ik halverwege in slaap viel.

Uitzending gemist staat in deze anekdote voor de onmogelijkheid van de mislukking. Doordat ik de uitzending alsnog kan bekijken hoefde ik hem gisteravond niet af te kijken, en hoef ik hem ook niet te bekijken op Uitzending gemist. Het kan, dus hoeft het niet. En daardoor mislukt het. En omdat dit bij voorbaat mogelijk is, is het bij voorbaat onmogelijk.

Hoe kom ik van deze onmogelijkheid weer in de flow of things? Een lastige oefening. Zodra immers de dingen beginnen te lopen verschijnt de mislukking, hoe onmogelijk die ook was. De mislukking laten lopen, dat zou mijn list zijn. Er is een list of simulatie nodig om de mislukking onderdeel van je project te maken. De mislukking laten lopen komt erop neer dat je verschillen invoert. Verschillen tussen binnen en buiten, goed en slecht, abstract en concreet. Die verschillen doen hun werk. Ze zijn onhoudbaar. De mislukking is al gauw een feit. Tegelijk loopt de machine die de mislukking onmogelijk maakt. De mislukking loopt van je weg. Laten lopen, zeg ik.

Zo staat Uitzending gemist de hele tijd klaar. Ik kan rustig in slaap vallen en mis de uitzending. Jammer! Tegen de tijd dat ik de uitzending kan terugkijken ben ik hem weer vergeten. Ook goed.









Anekdote

Dinsdag ging ik op mijn fiets naar mijn werk. Het is een behoorlijk eindje fietsen. Ooit heb ik een eerdere tocht langs deze route beschreven in Maaltijd. Toen zat ik onder de stress omdat ik laat was vertrokken en zeker niet te laat mocht aankomen. Nu was het een stuk relaxter. Ik had zeker een half uur speling, en als ik te laat zou aankomen zou dat weinig of geen gevolgen hebben.
Haast automatisch verplaatste ik de kaders van mijn blog van de beschreven situatie naar het schrijven zelf. Ook nu heb ik dat weer gedaan, merk ik.

De kaders van dat schrijven zijn iets onstabieler geworden, sinds ik tegenspraak mocht ontvangen. Een van de kwesties die werd opgeworpen was die van de anekdote. Vooral dit genre, de oefeningen in wat ik zoal meemaak, vraagt daarom. En om er echt een oefening van te maken moet ik dus nu niet abstract gaan vragen of ik nog in de anekdote zit, maar ermee doorgaan.

Welnu, ik fietste eerst langs het Lingekanaal. Ik merkte dat de wind toch meer in mijn rug blies dan ik vooraf had verwacht. Dat was wel lekker. Op het eind van die weg, bij Zetten, leek het of ik er vijf minuten langer over had gedaan dan op die eerdere tocht. Vijf minuten! Rijd je die rit relaxed, dan doe je er maar een paar minuten langer over. Die kaders liggen dus behoorlijk vast, ook als je je er geen zorgen over maakt.

Nu moet ik een beetje oppassen. De anekdote lijkt al uit te lopen in een algemener inzicht, een reflectie, een soort levensles.

Het voordeel van zo'n fietstocht is dat die je blijft opeisen. Na dat eerste stuk is er altijd een tweede stuk. Je wordt weer meegezogen uit je gedachten naar het ronddraaien van het blad, het afleggen van de kilometers. Je denkt vooruit naar het punt waarop je je boterham zult gaan eten, station Opheusden bijvoorbeeld, of misschien wel Kesteren.

Voor een anekdote is wel nodig dat je niet alleen een programma afwikkelt, maar dat je iets overkomt, iets verrassends dat achteraf bezien voortvloeit uit dat programma. Is dat nu ook het geval? Ja! Het meest verrassende was de helderheid van de sloot langs de weg achter Opheusden. Ik zag er grote vissen in zwemmen. Die vissen waren echt een verrassing! Achteraf bezien vloeiden die vissen voort uit de hele fietstocht, want je fietst niet alleen om kilometers af te leggen, maar ook om dingen te beleven die je met een ander vervoermiddel niet zou hebben beleefd. Dat slootje liep precies langs het spoor, ik zie het altijd vanuit de trein. Maar het is godsonmogelijk om die grote vissen te zien vanuit de trein. Dat kan alleen als je fietst, relaxed fietst, of wandelt.

In die grote vissen komt alles samen: mijn fietstocht, de verrassing, de anecdote. Maar ook de oefening. Want die grote vissen zwemmen daar nog steeds in een smal slootje, op een plaats waar je ze niet verwacht. Ik peinsde dat ik zelf ook zo'n grote vis was, fietsend op die rechte wegen, en schrijvend binnen de kaders van het genre.

Er is misschien één overtreding. Waar een anekdote doorgaans kort en spits is, kort genoeg om de aandacht vast te houden, heb ik de tijd en plaats genomen om de vertelling af te wikkelen, in wat haast een écriture automatique lijkt. Dit verhaal mist de kortheid en spitsheid om nog een anekdote te kunnen worden genoemd.

Maar moet een oefening niet altijd iets van een mislukking bevatten om nog oefening te kunnen worden genoemd? Onderscheidt dat de oefening niet precies van een uitvoering of een vertelling? Er komt altijd wel weer een volgende gelegenheid om precies dat aspect weer te oefenen, de kortheid en spitsheid die erop gericht is de aandacht van de lezer vast te houden. Want die lezer, dat is de echte big fish.





donderdag 11 juli 2013

Spreek me tegen

Wat gebeurt er als je iemand tegenspreekt?
Altijd meer dingen tegelijk. Je probeert iemand vast te pinnen op jouw interpretatie van wat die ander gezegd heeft. Je probeert hem vast te pinnen op zijn eigen interpretatie van wat hij gezegd heeft. Je probeert de waarheid van zijn uitspraak tegen beter weten in te bezweren. Je neemt met je impulsieve reactie een voorschot op een uitgebreide overdenking die je nu al samenvat.

Vaak gebeurt het me juist dat ik anderen niet tegenspreek, terwijl het om goede redenen wel beter was om dat te doen. Het lijkt er soms op dat ik in mijn gedrag ben gaan geloven. Ik ben zozeer in meerstemmigheid gaan geloven dat ik dat eigenlijk van anderen ook eis. Let wel: ik eis van hen dat ze geloven in mijn meerstemmigheid. Daarom vind ik het vervelend als anderen mij tegenspreken. Alsof ze niet willen begrijpen dat mijn beweringen meerstemmig zijn. En alsof ik maar niet wil begrijpen waarom hun tegenspraak niet evenzeer meerstemmig is.

Hebben we het eenmaal over meerstemmigheid, dan springen onmiddellijk andere thema's op: subjectiviteit, koorzang, streng contrapunt, ironie, polysemie, in dat boeiende tussengebied tussen taal en muziek. En niet te vergeten de politieke en filosofische deugden van tegenspraak, discussie, dialectiek en overleg. Wat weer bijna vanzelf overgaat in psychologie en religie: weerstand, biecht, vergeving, alteriteit.

In elke huivering die ik onderga als iemand me tegenspreekt zit een verzoek besloten: alsjeblieft, spreek me tegen! Dat verzoek is misschien - hopelijk - meer dan bedelen om aandacht. Ook als deze blog niet openlijk wordt tegengesproken zal ik daaraan geen snelle conclusies verbinden. Mijn oefening - deze dus - gaat over het openstaan voor tegenspraak. Een oefening die ik nu pas ontdekt heb, door dit te schrijven. In dit gestuntel ligt hopelijk de hoop besloten dat de lezer het verzoek kan lezen en zijn best zal doen om mij tegen te spreken.





dinsdag 9 juli 2013

Mobielisatie

Niet meer gemobiliseerd worden, zegt Stefan Hertmans ('De liefde is ertussenuit gevallen').
Dat is een soort levenskunst tegen de levenskunst.
Althans, tegen de levenskunst van Onfray, die vindt dat we toch weer iets moeten najagen, genot.

De demobilisatie lijkt ook tegenspel te willen bieden aan de vigilance. 'Vigilat ut quiescant', stond er voorheen altijd op de politieauto's. En de wachters waren de belangrijkste groepen bij de staat van Plato, niet alleen de mannen met knuppels maar ook de filosofen.

Hoe moeten we tegenwicht bieden aan die vigilance? Door steeds te beoordelen of we alert moeten zijn of juist niet. Je zou zeggen: dat vraagt om extra alertheid, meta-alertheid, hypervigilance.

Zou het niet anders kunnen?

Dat je je oordeel over de vereiste toestand, de vereiste dispositie of habitus, laat afhangen van een schemertoestand of zelfs een droomtoestand?
Zo ongeveer als een inbrekerslicht. Het is uit maar extreem alert. Het is een machine die het de eigenaar mogelijk maakt om door te slapen, maar ook eventueel bij alarm wakker te worden en in te grijpen.

Ja, zo komen we ergens. De techniek, misschien zelfs wel een supermetafoor voor wat techniek überhaupt is. We kunnen dankzij welke techniek dan ook halfwaakzaam blijven en de vigilance delegeren.

Komen we weer bij de mobiel. Ook een stukje techniek, toch. Maar wel precies het voorbeeld van Hertmans van mobilisatie. We moeten nu andere gronden zoeken om te beslissen of Hertmans vanuit een verondersteld gevoel tegen techniek überhaupt is, of dat hij een specifiek gebruik van de mobiel op het oog heeft. En let wel, we hebben nu geen kriteria meer om te oordelen. Bij kriteria wordt het oordeel al technisch, het wordt zelf een mobiel, zo u wil, die ons onze waakzaamheid afneemt of juist de ultieme vervulling van de waakzaamheid is.

Nog een paradox: Hertmans' alertheid op deze hele toestand rondom mobiel en mobilisatie. Hij slaat toch op een of andere manier alarm. Weliswaar het alarm van een anachronistische profeet-figuur, maar toch. Misschien worden we via een omweg, om de verrassing zijn werk te laten doen, gemobiliseerd, al is het tot demobilisatie. Het is alsof de literaire auteur buiten zijn roman gaat staan en zegt: let op!! hier is echt iets aan de hand wat aandacht verdient!! En precies daardoor de literatuur doorkruist, schrapt, verbergt.

Hallo, ik ben er nog, bent u er ook nog? Nog steeds niet in slaap? Hallo! ... Och ja, laat maar.


maandag 1 juli 2013

Applicatie

Er is nu een app op de mobieltjes waarmee je foto's na enkele seconden kunt laten verdwijnen!
Je maakt, als ik het goed heb begrepen, een foto. Die stuur je door. Als die ander hem dan bekijkt, dan is hij ineens weg, na een paar seconden.

Zou deze app zich kunnen laten kapitaliseren? Ja, want kapitaal is al bedoeld om vergankelijk te zijn, als zodanig. En het is al niet meer 'als zodanig', juist daarin schuilt zijn zodanigheid.

Zou deze app zich kunnen laten metaforiseren? Ja, hoor es, dat heb ik zojuist gedaan! Is er überhaupt verschil tussen kapitaal en metafoor?

Om nog maar te zwijgen van een applicatie. Letterlijk vouw je dan iets naar iets anders toe. Je hebt één laken, je vouwt het dubbel en legt dan het ene stel punten over het andere stel heen.

Is het geappliceerde dan nog te onderscheiden van het applicerende? Nee, de grap is juist dat dat onderscheid verdwijnt naarmate de applicatie succesvoller is.

Toegepast (geappliceerd) op de foto-app zou je kunnen zeggen dat de verdwijnende foto's precies duidelijk maken wat er gebeurt met de iPhone. En met de bruggo's die die foto's nemen. Misschien zien we dat alleen maar niet omdát die applicatie zo succesvol is.

Welaan, een mislukkende (verdwijnende?) poging. De verdwijnende foto zegt over de iPhone dat we even gefascineerd zijn door dat apparaat. Maar in onze handen verdwijnt die fascinatie meteen. De enige oplossing is dat we weer opnieuw met dat apparaat aan de gang gaan, of met een nieuw, sterk erop lijkend apparaat. Want wij zijn het evengoed zelf die geappt worden, we verdwijnen en verschijnen (ja, ook verdwijnen en verschijnen zijn twee ge-apte kanten!) mee met de iPhone en de foto.

Komen we zo uiteindelijk bij de door Jobs zo geliefkoosde zen?

Het geluid van een klappende hand dat geen sporen achterlaat, geen echo, geen beeld?

Wie weet, tegen de prijs van het laten varen van elk weten en elk denken, inclusief dit.

Maar indien al, dan - murmelt het denken nog snel voor zijn eigen verdwijning - inclusief de metaforisering en kapitalisering van de app waarvan ik vandaag getuige leek te zijn, indien dat al zo was, en in een blog die onder jouw ogen nu al begonnen is met zijn verdwijning.