Ik heb niets, sorry. Als ik iets had, zou ik het je wel geven.
Is dit een bekentenis? Een geestelijke oefening? Dan zou ik je alsnog iets te geven hebben, maar dat heb ik zoals gezegd niet.
Ik heb dit niet van mezelf. Zojuist las ik een kort verhaal van Robert Walser (Zwitserland, 1878-1956), Het verhaaltje heet 'Ich habe nichts.' Een goede jongeman loopt vrolijk door het land. Een kalfje geeft hem te verstaan dat het iets van hem wil hebben. Maar hij heeft dus niets. Als hij verder loopt komt hij nog meer dieren tegen, en ook aan die dieren zegt hij dat hij niets heeft. Het verhaaltje eindigt enigszins verrassend. Hij had de dieren graag een beter bestaan gegeven,
'Aber ich bin ja nichts, kann ja nichts, habe in Gottes Namen nichts, und in dieser weiten grossen Welt bin ich nur ein armer, schwacher, machtloser Mensch,' sprach er, und wie er die Welt so schön sah, und wie er so an die Tiere dachte, und daran, dass er und alle seine Freunde, Menschen und Tiere, so hilflos seien, konnte er unmöglich weitergehen. Er legte sich, unweit von der Strasse, in die Wiese, um sich satt zu weinen, so ein dummer Bursche.' (Prosastücke p.35)
Misschien heb ik iets te snel gezegd dat deze blog geen geestelijke oefening is. Niet - inderdaad - in de zin van een training waarin ik me iets verwerf, een kunst of vaardigheid. Iets wat ik meemaak, en door er een oefening van te maken verander in een geestelijk bezit. Meer een experiment, iets wat ik gelezen heb bij Walser en waarover ik graag wil schrijven. En als je eenmaal zo'n experiment doet, wil je het ook goed doen, kijken waar je uitkomt.
Je zou zo'n experiment kunnen zien als een wandeling, je weet niet wat je onderweg allemaal tegenkomt. Zo wandel of fiets ik heel wat af. Ik wil er soms graag over schrijven, maar weet niet wat. Er gebeurt best wel veel op zo'n wandeling, dieren inderdaad. De vogels vliegen of staan in het water, zoeken in deze tijd nestmateriaal, ze doen van alles. Het is natuurlijk mooi dat ik dat allemaal zie. En het is ook wel voldoende, en de dieren vragen me niets, zoals in het verhaal. Maar ik herken wel dat verlangen om van betekenis te zijn, om de dieren te helpen, hun iets te geven. Maar wat dan? En zo ben ik toch weer bezig met mezelf.
Filosoof Walter Benjamin ziet Walser als iemand die van zichzelf geniet, en wel als een genezende. De helden van Walser hebben geen succes in de wereld, en als ze dat wel hebben lijken ze hun eigen glazen in te gooien. Ze houden van de wereld. Ik denk dan meteen aan Der Gehülfe, de roman van Walser die ik net uit heb. Hoofdpersoon Joseph houdt van het huis en de mensen bij wie hij in dienst is, als bediende, een soort kantoormedewerker. De liefde voor zijn werkgever neemt de vorm aan van medelijden, of zelfs verachting en angst. Joseph kan die medelijden en verachting alleen verklaren door zijn liefde. Hoe kan Benjamin dan zeggen dat de helden van Walser van zichzelf genieten? Is liefde niet altijd gericht op anderen, op de wereld?
Jazeker, dat is zo. Maar daarmee, met die liefde raken we normaal gesproken in de knoop met onszelf. We beleven de wereld als een mythe, waarin we lijden aan het kwaad in de ander en onszelf, en een strijd te voeren hebben, die in laatste instantie neerkomt op de strijd met onszelf. Het wordt avond, we willen niet dat het nacht wordt, de nacht waarin we aan onszelf en ons gepieker zijn overgeleverd.
Kijk, dat is het verschil met Joseph en de andere helden van Walser. Ze knopen aan bij de mythe, de strijd, de nacht, de waanzin, en hebben die achter zich. Dat verklaart volgens Benjamin hun 'onmenselijke, onwrikbare oppervlakkigheid'. Ze zijn genezen, geheeld.
Ik wilde Der Gehülfe graag lezen omdat ik Benjamin al in mijn achterhoofd had, en natuurlijk Kafka, voor wie Walser een lievelingsschijver was. Bij Kafka kom je ook Gehilfe tegen, met de iets modernere spelling, met name in Das Schloss. Benjamin schrijft ook daarover, en zo zijn de assistenten al sinds de jaren tachtig een soort rode draad in mijn wereldvisie. Ik spiegel me graag aan deze mensen, ik ben tenslotte ook in dienst bij een instelling. In tamelijk letterlijke zin gaat de overeenkomst met Joseph nog verder, want in mijn huidige baan kwam ik terecht toen ik in een depressie zat, en mijn therapeuten het belangrijk vonden dat ik de baan op school gebruikte om te genezen. Net als Joseph kom ik uit de nacht en ben ik misschien, als ik terugkijk op de laatste vijftien jaar, in staat geweest om met al mijn wisselende emoties te houden van de mensen op die school, al had ik dat niet altijd door.
Nog steeds kan ik het niet zien als een geestelijke oefening. Misschien ben ik daarvoor ook gewoon te dom, of nog niet dom genoeg. Ik kan die Gehilfe alleen zien als een soort ideale figuren, mythische helden, die hun gevechten leveren met de monsters, al weet ik ook wel beter. Wat bijvoorbeeld die Bursche in het korte verhaal hierboven wil is ophouden met wandelen en de mensen helpen, ook al acht hij zich daartoe niet in staat, en eens goed uithuilen. Die helden zijn geen heiligen, geen 'geheelde' mensen in de zin dat ze hun liefde omzetten in goede daden. Integendeel, ze hebben ineens geen zin meer in al dat gewandel. Gehülfe Joseph verricht wel een goede daad, hij gaat met zijn voorganger die aan lager wal is geraakt aan de drank en haalt hem daarna binnen in het huis van zijn baas, en maakt zich zo onmogelijk. Goede daad, ligt er maar aan voor wie: niemand schiet er iets mee op, Joseph moet vertrekken en heeft helemaal niets.
We moeten dat niets hebben dus niet romantiseren. Het is meer iets voor een verhaal, een verhaal dat ons uiteindelijk niet helpt. We lezen het, laten het achter ons, en gaan weer verder met ons leven.
Nog even terugkoppelen naar de blog die ik gisteren schreef, naar aanleiding van een film die ik zag, en waarin ik ook nadacht over dat niets hebben. Ik wilde er afstand doen van levenslessen, al ben ik ook gewoon wie ik ben, en de levenslessen blijven op de loer liggen. In deze blog hier ben ik daarop doorgegaan. Als ik geen levenslessen wil leren, moet ik dan niet weer terug naar de serie Oefeningen in wat ik zoal meemaak, de geestelijke oefeningen? Hopelijk heb ik duidelijk kunnen maken dat ik die hele idee van geestelijke oefening graag wil problematiseren. De vraag is niet hoe we in bezit kunnen komen van geestelijke rijkdom, maar hoe we over een verhaal kunnen schrijven zoals dat van Walser.
Ik moet denken aan iets wat ik over Walser las. Later in zijn leven werd hij depressief en moest hij worden opgenomen. Hij hield toen op met schrijven. Hij zag het gek zijn min of meer als zijn taak, hij wilde in die kliniek gek zijn, en dus niet schrijven. Denk ik terug aan die typering van Benjamin, Genesender, dan moeten we dat niet opvatten als 'genezene', iemand die de waanzin definitief achter zich laat. Zolang Walser schreef kon hij van zichzelf genieten als genezende, en toen dat voorbij was kon of wilde hij ook niet meer schrijven.
Zo ongeveer kan ik ook genieten van het schrijven, ik begrijp nu weer ietsje beter wat ik aan het doen ben. Ik ben niet gek zeg.
Dat je de dieren ziet is goed voor de mensen. Dat je tussen de dieren bent.
BeantwoordenVerwijderen