maandag 9 november 2015

Het nut van slapeloosheid

Een van de zaken die me van Levinas, maar ook van Derrida, het diepst hebben geraakt is de slapeloosheid, l'insomnie of la vigilance. Mogen we het een deugd noemen? Of is het meer een beschrijving van wat er belangrijk is aan filosofie? Levinas opteert voor het laatste, gezien zijn interview met Bernard Révillon (what's in a name...):
Pbilosophie comme insomnie, comme éveil nouveau au sein des évidences qui marquent déjà l'éveil, mais sont encore ou toujours des rêves. (Levinas, Les imprévus de l'histoire, p.177)
Je kunt meteen terugdenken aan de dubbele steun die deze gedachte krijgt vanuit het oude Griekenland, de wachters van Plato, en vanuit de Joodse traditie, met de profeten die Israel maanden tot waakzaamheid, voortgezet in Jezus' vermaningen en parabels: 'Kunt gij dan niet een uur met mij waken?'

Allang ben ik fervent verwoorder van deze deugd. Bij de uitvaart van mijn moeder verwees ik naar haar slapeloosheid en heb ik die voor een volle kerk geprezen als teken van het 'voor-de-ander', het wakker liggen van wat er mis is in de wereld en het bedacht zijn op de inzet voor je naaste, in zorgen en bezorgdheid.

Zelf ben ik ook geen beste slaper, en de filosofie van Levinas biedt me troost voor deze zwakte. Ik kan haar Paulijns ('in mijn zwakte ligt mijn kracht') omduiden tot kracht, morele kracht, moraal. Ook las ik eens een uitspraak van een Boeddhistische leraar die slapeloosheid prees omdat je ego dan al verzwakt is, wat de zen-ervaring ten goede komt.

Het gaat hier, bij die slapeloosheid, om een symptoom, een verschijnsel met een betekenis die verwijst naar datgene wat achter het symptoom zit. Achter de slapeloosheid zit het geraakt zijn door de naaste, in 'proximité', wat mij destabiliseert. Zo'n symptoom behoort tot het zijn, en Levinas stelt voor om dat zijn te herleiden tot het 'anders-dan-zijn', in een filosofische réduction.

Waar komen we uit wanneer we de Levinassiaanse insomnie reduceren tot het 'voor de ander'?

In AE komen we diverse zinnen tegen als de volgende:
La signification dominante de la sensibilité déjà aperçue dans la vulnerabilité et qui se montrera dans la responsabilité de la proximité, dans son inquiétude et dans son insomnie, contient la motivation de sa fonction cognitive. (80)
Het gaat dus om een gevoeligheid die zich uit in de slapeloosheid, en die ten grondslag ligt aan de cognitie en dus ook de filosofie. Geen filosofie zonder gevoeligheid, de sensibiliteit van het 'voor de ander'. En die uit zich in onrust, slapeloosheid. Het geweten is dan niet ver weg, het geplaagd worden door je geweten, wat je uit de slaap houdt, het besef dat je tekortschiet, en hoe meer je eraan toegeeft, hoe erger het wordt.

Aan de andere kant is er de subjectiviteit en de rechtvaardigheid. Het is absoluut niet gewenst om te gronde te gaan, ook niet aan de slapeloosheid. Precies omdat we slapeloos zijn en de dood in het vizier hebben, mogen we niet bij de pakken neerzitten. Het tragische scenario is verboden en vooral onnodig, in naam van het 'voor de ander'.

Zou je hier niet mogen concluderen dat je als subject rechtvaardigheid kunt betrachten door goed te slapen? Slapen zelf mag dan een gunst zijn die je nauwelijks kunt afdwingen, het mag niettemin een voorwaarde zijn om als subject de kracht te hebben om scherp en rechtvaardig te kunnen oordelen.

En zo lig ik daar dan, 's nachts, in een dubbele gewetensnood. Enerzijds in een goede gewetensnood, doordat ik gelukkig wakkerlig van alles wat aan mijn naaste ontbreekt, het brood in zijn mond. Anderzijds in een slechte gewetensnood, doordat ik niet de nodige kracht verzamel om dat brood bij die ander te bezorgen.

De verwarring waarin ik ben beland is gelukkig ook filosofisch, het is een teken van vigilance, ik voel godzijdank dat de ander mij nog ter harte gaat, tot in mijn filosofie. Ik vind goddank geen rust, ik ben Platoonse en Joodse wachter en ben bereid anderen wakker te schudden uit hun audiovisuele sluimer, zoals de wachters in Plato's grotvergelijking de geboeide schimmenkijker met geweld meesleurden.

Hoe ver brengt dit motief van de insomnie me, waarheen brengt het me?

Ik vind het ietwat onbevredigend dat mijn verantwoordelijkheid zo noodzakelijk uitloopt in de justice, de rechtvaardigheid die vraagt om scherp zicht en om kracht. Dreigt de slapeloosheid zo niet een metafoor te worden, een ontologisch fundament voor wat in werkelijkheid vraagt om goede voorbereiding, goede slaap?

De echte Levinas is het spook, wat mij betreft. Hij verlaagt zich niet tot ontologie, de ontologie moet worden 'gereduceerd'. De slapeloosheid als symptoom wordt herleid tot de slapeloosheid die eigen is aan het 'voor de ander', evenals de goede slaap, die in hetzelfde teken staat, reactie op een slapeloosheid die eraan voorafgaat.

Niets is verder verwijderd van deze filosofie dan de spreuk die eertijds op politiewagens stond: 'Vigilat ut quiescant': hij waakt opdat zij rusten. De echte onrustige schudt de ander op, in justice, hij gunt de ander geen rust. Hij waakt voor de ander, in plaats van de ander. Dat wil zeggen: de ander mag dan wel rusten, zijn diepere onrust blijkt in mijn onrust, de onrust die ik in de 'plaatsvervanging' van de ander heb overgenomen.

Vandaar wellicht dat Levinas het nooit opneemt voor de rust, zelfs niet vanuit de subjectiviteit en de rechtvaardigheid.

Waarmee de vraag naar de voortzetting van mijn vorige blogs is beantwoord. We mogen deze filosofie geen rust gunnen, we moeten haar voortdrijven, opschudden, aanwakkeren, radicaliseren, op de kop zetten. De toekomst van Levinas is Levinas in het kwadraat.

2 opmerkingen:

  1. k probeer af te komen van de drang om op krachten te komen: als ik wakker lig en niet inslaap ben ik morgen niets waard... Ik ben in werkelijkheid de volgende dag nog nooit door het ijs gezakt, nooit afgegaan, heb nog nooit definitief gefaald... hoogstens ben ik op sommige momenten vreselijk slaperig geweest. Ik herinner me een huisbezoek in Enschede bij een oud echtpaar dat over hun kwaaltjes zat te praten. Ik luisterde, knikkebolde, viel warempel werkelijk even in slaap, vocht. Misschien is dat een moment van falen geweest. Ik heb hun het brood niet kunnen brengen, of viel het toch mee? Je kunt veel sjoemelen met dat gebrek aan slaap. Een probaat huismiddel is een dutje in de middag, al is het maar een kwartier.
    Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan, het afschudden van die verantwoordelijkheid voor morgen, maar ik geloof dat het meer zoden aan de dijk zet dan het trachten de slapeloosheid te overwinnen

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dat geeft te denken, jouw 'afschudden van die verantwoordelijkheid voor morgen'. Zo ver ben ik nog niet met mijn toepassing van Levinas. Tegelijk wijs je een weg naar 'oefening', ook een van de doelen die ik me in deze blogs had gesteld. Dus dank. Nu nog zien dit bij elkaar te breien.

    BeantwoordenVerwijderen