vrijdag 22 juni 2012

Grotesk realisme revisited

In columns en thrillers bloeit iets wat je grotesk realisme zou kunnen noemen. De overdrijving is de overheersende stijlfiguur. Hij is komisch bedoeld, maar er zit iets eigenzinnigs aan, een dolgedraaide machine die doorgaat wanneer de lach uitblijft.

Sylvia Witteman, denk je dan meteen. Maar het zit overal, ook buiten de columns en thrillers.

Het dwingt me opnieuw het groteske realisme te overpeinzen met de nog steeds uitdagende theses van Bachtin. Het groteske realisme zou in de Oudheid en de Renaissance zijn hoogtepunt hebben beleefd. Onder invloed van het rationalisme is het verdund en veranderd van een wereldbevestigende lach in een vervreemdende, wereldnegerende instelling.

Ooit werd mij toegedacht dat ik Bachtin inzette om tegenwicht te bieden tegen het kritische intellectualisme in de filosofie (Simons, Het groteske van de taal, 1990).
Later heb ik Bachtin gepureerd met behulp van datzelfde kritische intellectualisme zodat er een benjaminiaans-derridiaans messianisme overbleef (Simons, Carnaval en terreur, 1996).

Is het mogelijk om vanuit Bachtin het groteske realisme in de media beter te begrijpen?
Als er een ding is wat me van Bachtin bijblijft is het zijn absolute geloof in gemeenschap en totaliteit. Het groteske realisme moet de afzonderlijke elementen van onze wereld weer helpen terugbrengen naar hun ware oorsprong en bestemming: het sociale en kosmische geheel.

Het schiet tekort om (zoals ik in 1996 misschien nog dacht) dat je het groteske realisme kunt gebruiken om totalitarisme te begrijpen en met behulp van dit begrip antitotalitaire politiek te bedrijven. Want zodra je dat doet roep je grotesk realisme weer in het leven. Bijvoorbeeld als weerstand tegen antihumanistische intimidatie. Niets is zo effectief om terreur te bestrijden als sociaal humanisme: samen lachen, relativeren, de warmte voelen van elkaars lichaam wanneer je wordt bedreigd.

Precies deze ervaring wordt dan weer ingezet om totalitaire of andere gewelddadige politiek te rechtvaardigen.

Daarom zou een volgende stap moeten zijn dat we het grotesk realisme als een neutrale figuur beschouwen. Er bestaan insecten, er bestaan machines, er bestaat grotesk realisme. Het vindt zijn weg, met en zonder onze lach, in allerlei vormen en vertakkingen, het laadt zich op en ontdoet zich van waarden en betekenissen.

En de messiaanse uitweg dan, het kruipgat? Gooien we het kind niet weg met het badwater?

Ik zou zeggen: je moet beslissen, en je moet alle opties openhouden als je de kans hebt. Naast het groteske realisme zijn er vele voertuigen die deze orakelachtige instelling brengen. Doe jezelf niet tekort, het grotesk realisme is niet dat sociale en kosmische geheel waarvoor het zich uitgeeft. Het is ook maar een element.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten