donderdag 22 januari 2015

De verloren tijd

Het vergeten is voor mij niet alleen iets moreels. Overigens, dat mijn vergeten onvergeeflijk is, hoeft niet altijd een ramp te zijn. Zei Derrida niet dat alleen het onvergeeflijke kan worden vergeven?

Het vergeten is evenmin alleen een probleem waar je iets aan moet doen. Je kunt er ook mee oefenen. Dat bleek wel uit mijn vorige blog, toen mijn oefening een morele kant opging. Maak je de oefening nogmaals, dan kan hij ineens weer een andere kant opgaan. Dat weet je maar nooit. Maar mijn inzet in dit blogje is eerder esthetisch dan ethisch.

De beelden krijgen namelijk een andere schoonheid wanneer je ze slecht herinnert. Er gebeurt van alles mee. De echte herinneringen vervagen. Ze worden soms vervangen door foto's, zodat het lijkt of ze alsnog scherpe contouren hebben. Of ze kunnen een vaste vorm krijgen doordat je ze zo nu en dan opdiept. Ze gaan dan vaak een eigen leven leiden. Als je ze vertelt krijgen ze de vorm van een verhaal.

Ik herinner me de verpakking van een boek. Ik moet toen een jaar of zeven zijn geweest. Het was een cadeautje voor mijn vriend Willy. Die zal toen jarig zijn geweest, dus was het om en nabij 13 juni. Ik heb werkelijk geen idee om welk boek het ging. Wel zie ik de verpakking nog voor me, gesoftfocust. Het was een langwerpige verpakking om een tamelijk dun boek. De kleur was lila, en er zat een patroon in van figuren in de vorm van langwerpige bladen, gevormd van twee gekromde lijntjes die in de punten bijeenkwamen. De contouren van de blaadjes waren zilver- of goudkleurig.

Een andere vage herinnering uit datzelfde jaar was de autoreis naar Parijs met mijn zussen en mijn vader. In Luik stonden we in de file. Ik moest toen overgeven. In mijn herinnering was dat recht voor de fabriek van het koffiemerk Chat Noir, met het beeld van een zwarte kat naast de letters. Of dat werkelijk daar gebeurde. weet ik allerminst zeker. We kwamen wel vaker langs die plek, en het kan zijn dat ik het beeld van de fabriek achteraf heb ingevuld met dat van een fabriek die ik beter kende.

Ik voel geen enkele behoefte de beelden preciezer te beschrijven. Het is juist aantrekkelijk om ze te beschrijven zoals ze nu in mijn geheugen zitten, met de scherpte en vaagheid die ze nu hebben. In de tussentijd moet er laag na laag om de herinneringen zijn gewikkeld, de beelden zijn vervangen door woorden, deels vervangen door andere beelden, weer terugvertaald in beelden.

Zou het met Proust of Knausgard ook zo gaan, vraag ik me af. Hebben ze een fenomenaal geheugen, gevoed door hun enorme verlangen het verleden niet verloren te laten gaan? Of moeten we een titel als 'Op zoek naar de verloren tijd' anders opvatten, als een zoektocht naar de tijd zoals die zich als verloren tijd aan ons presenteert? En kan dat überhaupt wel anders, aangezien we geen rechtstreekse toegang hebben tot dat verleden? Ik mis het enorme verlangen van deze schrijvers, voel ook niet de behoefte om vaak te kijken naar foto's of te lezen in dagboeken uit die tijd. De verloren tijd is evengoed verloren als hij echt verloren is als wanneer we hem belichamen in taal of uitbeelding. Zo bezien zou je kunnen zeggen dat de verloren tijd niets anders doet dan voortdurend naar ons terugkeren.






1 opmerking: