Het vergeten is voor mij niet alleen iets moreels. Overigens, dat mijn vergeten onvergeeflijk is, hoeft niet altijd een ramp te zijn. Zei Derrida niet dat alleen het onvergeeflijke kan worden vergeven?
Het vergeten is evenmin alleen een probleem waar je iets aan moet doen. Je kunt er ook mee oefenen. Dat bleek wel uit mijn vorige blog, toen mijn oefening een morele kant opging. Maak je de oefening nogmaals, dan kan hij ineens weer een andere kant opgaan. Dat weet je maar nooit. Maar mijn inzet in dit blogje is eerder esthetisch dan ethisch.
De beelden krijgen namelijk een andere schoonheid wanneer je ze slecht herinnert. Er gebeurt van alles mee. De echte herinneringen vervagen. Ze worden soms vervangen door foto's, zodat het lijkt of ze alsnog scherpe contouren hebben. Of ze kunnen een vaste vorm krijgen doordat je ze zo nu en dan opdiept. Ze gaan dan vaak een eigen leven leiden. Als je ze vertelt krijgen ze de vorm van een verhaal.
Ik herinner me de verpakking van een boek. Ik moet toen een jaar of zeven zijn geweest. Het was een cadeautje voor mijn vriend Willy. Die zal toen jarig zijn geweest, dus was het om en nabij 13 juni. Ik heb werkelijk geen idee om welk boek het ging. Wel zie ik de verpakking nog voor me, gesoftfocust. Het was een langwerpige verpakking om een tamelijk dun boek. De kleur was lila, en er zat een patroon in van figuren in de vorm van langwerpige bladen, gevormd van twee gekromde lijntjes die in de punten bijeenkwamen. De contouren van de blaadjes waren zilver- of goudkleurig.
Een andere vage herinnering uit datzelfde jaar was de autoreis naar Parijs met mijn zussen en mijn vader. In Luik stonden we in de file. Ik moest toen overgeven. In mijn herinnering was dat recht voor de fabriek van het koffiemerk Chat Noir, met het beeld van een zwarte kat naast de letters. Of dat werkelijk daar gebeurde. weet ik allerminst zeker. We kwamen wel vaker langs die plek, en het kan zijn dat ik het beeld van de fabriek achteraf heb ingevuld met dat van een fabriek die ik beter kende.
Ik voel geen enkele behoefte de beelden preciezer te beschrijven. Het is juist aantrekkelijk om ze te beschrijven zoals ze nu in mijn geheugen zitten, met de scherpte en vaagheid die ze nu hebben. In de tussentijd moet er laag na laag om de herinneringen zijn gewikkeld, de beelden zijn vervangen door woorden, deels vervangen door andere beelden, weer terugvertaald in beelden.
Zou het met Proust of Knausgard ook zo gaan, vraag ik me af. Hebben ze een fenomenaal geheugen, gevoed door hun enorme verlangen het verleden niet verloren te laten gaan? Of moeten we een titel als 'Op zoek naar de verloren tijd' anders opvatten, als een zoektocht naar de tijd zoals die zich als verloren tijd aan ons presenteert? En kan dat überhaupt wel anders, aangezien we geen rechtstreekse toegang hebben tot dat verleden? Ik mis het enorme verlangen van deze schrijvers, voel ook niet de behoefte om vaak te kijken naar foto's of te lezen in dagboeken uit die tijd. De verloren tijd is evengoed verloren als hij echt verloren is als wanneer we hem belichamen in taal of uitbeelding. Zo bezien zou je kunnen zeggen dat de verloren tijd niets anders doet dan voortdurend naar ons terugkeren.
donderdag 22 januari 2015
De kunst van het vergeten
Wat bij mij ver weg ligt, ligt
ver weg. Dat zal bij meer mensen zo zijn. Maar bij mij is het ook nog eens zo
dat sommige dingen die dichtbij zijn ver weg liggen. Ze verglijden en zijn
voorbij. Het leven lijkt een meditatieoefening en schijnbaar allerminst een
oefening in wat ik zoal meemaak. Maar ook dit is wat ik meemaak, werkelijk
meemaak. Het leidt soms tot geërgerde reacties bij mijn naasten, die dan dus
ook ver weg waren en alsnog dichtbij komen. Het leidt tot speculaties, een
verkruimelend brein onder invloed van veroudering, veralcoholisering en
vermedicalisering. Ik waag dan een ontsnapping naar een ver verleden met weinig
kans op succes overigens, een verleden waarin meester Alberts me al een
verstrooide professor noemde, met veel waardering overigens, maar wel al op
tienjarige leeftijd, toen er van genoemde mogelijke factoren nog geen sprake
was. Waarom weinig kans op succes? Omdat mijn verhouding tot mijn herinneringen
terugslaat op mijn geheugen, de vermindering van het een leidt tot wantrouwen
met betrekking tot het ander. Was het wel meester Alberts die het zei, of was
het - nog dichterbij, misschien zelfs te dichtbij - mijn moeder? Was ik toen
werkelijk tien jaar, of ben ik inmiddels bezig - zoals Knausgard het zegt -
fictie te bestrijden met fictie? Ben ik bezig met verdringing omdat alles te
dichtbij komt, oog in oog met mijn diepste driften, of houd ik die driften zo
succesvol op afstand dat zelfs mijn verlangen me dingen te herinneren niet op
gang komt? Of schakel ik een gestileerd vertoog in dat parasiteert op een
Nietzsche die het actieve vergeten juist beschouwt als teken van mentale
hygiëne? Parasiteert, want mijn vergeten is werkelijk niet zo actief, ik doe
behalve in deze blogserie nauwelijks pogingen mijn herinneringen op te roepen,
laat staan actief te vergeten. Zo het al gebeurt is dat eerder in de lijn van
de genoemde factoren, onder invloed van ouder worden, drank of therapie, eerder
in het verlengde daarvan dan ertegenin, maar ook dan slechts in geringe mate,
en eerder door toedoen van die factoren dan gebruikmakend ervan op basis van
een voorgegeven opzet. Wat overblijft is - of lijkt sterk op - een
zelfonderzoek, een oefening in wat ik zoal meemaak. Het lijkt er sterk op,
zonder ermee samen te vallen, omdat een zelfonderzoek gebonden is aan
authenticiteit, aan de bekentenis of biecht van het zelf ten opzichte van
zichzelf. Welnu, in een dergelijke authenticiteit geloof ik niet, omdat de mens
daarvoor tezeer verweven is met de anderen en het andere. U heeft dus, ja u,
lezer!, eerder te maken met een bekentenis aan u, of - zoiets weet je nooit,
evenmin als ik u ken en doorzie - met een schijnbekentenis, een pose of de
schijn van een pose. Wel kan ik u tot slot nog verslag doen van zoiets als een
ontdekking in mijn speurtocht naar het hoe en wat van mijn falende geheugen,
waarbij ik helaas niet weet of we met een oorzaak of gevolg te maken hebben.
Het heeft te maken met verantwoordelijkheid, een verantwoordelijkheid die
altijd allereerst een oproep is tot alertheid. Bij die alertheid kies ik altijd
- of er is iets in mij dat kiest, misschien wel mijn lichaam - voor wat het
eerst op mezelf terugslaat, al is het via de ander. Alles wat verder weg ligt
komt ook verder onderin op mijn prioriteitenlijstje te staan. Mijn naasten
vertrouw ik - zo concludeer ik soms wel - zozeer dat ik hun
verantwoordelijkheden en vreugdes vergeet. Onvergeeflijk, dat is het inderdaad.
Zo kan ik dan toch deze blog afsluiten met een conclusie, een oordeel dat
ergens vandaan komt, al weet ik niet waarvandaan. Ik ben het misschien wel
vergeten.
Abonneren op:
Posts (Atom)