dinsdag 30 december 2014

Domeinenvelden

Mijn vrienden zijn gul. Ze geven me hun grootste liefdes. Dat is altijd al zo geweest. Zo ben ik van Mozart gaan houden, van gedichten, van squash, filosofie en wat niet al.

Tegelijk heb ik een scherp bewustzijn van het domein van de ander. Zogauw ik me op dat domein begeef hoor ik de merel zingen en denk ik dat dat gezang van die merel is.

Toen dacht ik: waarom zou ik zelf niet kunnen zingen? Een eigen domein hebben? Toen ben ik zelf popmuziek gaan kopen, gedichten gaan kiezen en in mijn eentje gaan sporten.

Het wordt alweer bijna tijd om die domeinen te laten voor wat ze zijn: kopieën van het domeinachtige van de ander. Wat die vriend me wil geven is geen domein.

Hen insnoeren in hun domein was mijn bijdrage. Misplaatst, ondankbaar, maar wel effectief genoeg om alles op mijn buik te stapelen en door te blijven ademen.

De cadeaus komen en gaan. De vrienden gaan en komen. Nooit iets van gemerkt, zeggen ze als ik hun vraag naar mijn insnoeringen. Het was mijn brein dat ik ben, denk ik dan.

Soms pak ik een cadeautje van mijn buik, lach ernaar en schrijf een blogje. Knabbelen aan mijn touwtjes zou je kunnen zeggen. Aantrekkelijk als een mondwondje.

Het domeinenveld is begaanbaar geworden. Ik hoor de knallen als plopjes vlak voor Nieuwjaar zes straten verder. Ben ik los, dan ga ik omzichtig door de straten.

Houden ze me staande, dan houd ik staande dat ik au fond niets heb met Beethoven, met Sonic Youth, met joggen, met de klassieken. Ziemaar, mijn handen zijn leeg.

In die vrije januarilucht zal ik de kraaien horen krassen. Opruimers zijn het, slimme opruimers, mompel ik zonder enige voorkennis. Vrienden van de winterreiziger.



zondag 28 december 2014

Bijna Italiaans

Normaal gesproken bespreek ik wat ik gelezen heb bij Prijzingen. Maar mijn Italiaans is nog niet zo goed dat ik alles meekrijg. Ook weet ik nog niet zo goed wat ik bij Italiaans te winnen heb. Wel ben ik nu zo ver dat ik boeken zoek, lessen volg en films krijg omdat ik in het spoor van Italiaans zit. Ik maak dus mee wat gebeurt en mijn oefeningen krijgen langzamerhand de status van oefeningen in wat ik meemaak.

Le voce della sera van Natalia Ginzburg kon ik zo ongeveer voor de helft volgen. Het is een beetje een mozaïekverhaal, dus als je wat mist haak je redelijk gemakkelijk weer aan bij de volgende scène. Het voorwoord is van Italo Calvino, en ook die staat me bij als schrijver van korte stukjes, al breken die bij hem halverwege af. Bij Ginzburg vond ik de centrale scène ontroerend tussen de ik-figuur Elsa en il Tomassino. Ze ontmoeten elkaar alleen als ze in de stad zijn, in een park en later in een kamer die ze speciaal daarvoor huren. Op het platteland, waar ze wonen, doen ze of ze niets met elkaar te maken hebben. Later krijgen ze op haar aandringen huwelijksplannen. In de bewuste scène wordt duidelijk dat Tomassino geen zin heeft in het huwelijk, hij is bang dat hun hele leven zal verzanden in routine. Liever reist hij naar Canada, ook al betekent dat dat hij zijn Elsa kwijtraakt.

Na korte tijd niet in Canada maar in Liverpool te hebben doorgebracht keert Tomassino terug naar Italië. Ze trouwen niet alsnog, komen elkaar tegen en groeten elkaar kort.

Voor Kerst kreeg ik een Italiaanse film cadeau, Mio fratello è figlio unico van Daniele Luchetti. De film kan ik niet zomaar navertellen omdat er dan al gauw plotspoilers in raken. Laat ik me beperken tot het Romulus en Remusmotief, de vechtende broers waarbij ook wel degelijk politieke macht in het spel is, en zelfs de verwerving van woonruimte.

De grote vraag is of het leren van Italiaans me een bijzondere toegang tot deze verhalen geeft. Alles is vertaald, dus daarin zit het voordeel alvast niet. Ik weet dat ik de taal echt beter moet kennen om gevoel te krijgen voor het onvertaalbare, de subtiliteiten die je in de vertaling ontgaan. Over blijft het muzikale, de onmiskenbare muziek van het Italiaans, misschien dé muzikale taal bij uitstek. Bij het lezen had ik voortdurend zin om zinnen hardop voor te lezen. En bij het kijken naar de film viel me op hoe zacht de medeklinkers vaak worden uitgesproken, net als bij een Italiaans meisje dat bij onze cursus op school meedoet. Het hele karikaturale gaat een beetje van de taal af, zonder dat de muziek ervan aan betekenis inboet.

Nog een oefening verder, en ik ga de taal in en rondom mij weergeven in het Italiaans, het wordt dan een kleur van mijn eigen wereld, de wereld om mij heen en in mezelf. Zo wordt toch nog een beetje waar wat sommigen wel eens gedacht hebben, dat ik Italiaanse wortels heb. Kun je wortels krijgen bijvoorbeeld zoals een gestekte plant? En schiet je dan wortel zoals ooit Romulus en Remus wortel hebben geschoten in Alba Longa en Rome? Met hetzelfde onmogelijke verlangen om te ontsnappen zoals van il Tomassino?