We vatten dat al gauw op als een tekort. Gauw opvullen jongens! En niets is dan welkomer dan die respectabele traditie van Kierkegaard en aanverwanten die de verveling verfoeien en prijzen, waardoor je in elk geval op het idee gebracht wordt dat de verveling leidt tot iets moois. Dat kan doordat de verveling zelf mooi is, van een modernistische schoonheid, even mooi als het glas en beton van de moderne architectuur. Het kan evengoed doordat de verveling een monster is dat moet worden bevochten, een spook dat moet worden bezworen. Het is de prachtige poort met valhek met gevaarlijke spitse punten waar we hoe dan ook doorheen moeten, op weg naar iets nog prachtigers.
Kortom, er is geen gunstigere weg denkbaar om scholieren naar de creativiteit en schoonheid te leiden. Ik heb bij verschillende jonge auteurs diverse perspectieven mogen zien (ik wentel me rond in mijn privileges dat ik dat allemaal zomaar mag vrijgeven en lezen, zwenkend tussen gêne en volstrekte schaamteloosheid). De een was verbaasd dat hij mocht schrijven over verveling want dat was nou precies wat hij in mijn les ervoer. De ander gebruikte het als springplank voor een fantastische exercitie van scheppen en analytisch denken. Me veroordelend tot jaloezie omdat zeker toen ik 16 jaar was zoiets volstrekt buiten bereik lag.
Nu ik toch bezig ben, hier in deze blog, is het misschien to the point om die verveling los te weken uit zijn respectwaardigheid. Ik laat me hiertoe inspireren door een vierdeklasser. Ik droeg haar op de bronnen van de grote denkers te gebruiken om vervolgens zelf verder te denken. Ze deed het net andersom. Ze bedacht eerst haar eigen ideeën en behandelde toen nog enkele filosofen om te bezien of die haar bevestigden of bij haar achterbleven. (Google op Eva van den Bergh.)
Haar magistrale vondst: verveling in deponens. Deponens betekent letterlijk: deponerend, naast je neergooiend. In de Latijnse grammatica betekent het dat je een passieve vorm gebruikt om iets actiefs uit te drukken.
Is dat niet essentieel voor elke verveling? Ik verveel jou: actief. Ik verveel me: reflexief. Waar zit dan dat deponens? Ik zoek even verder rond de werkwoorden tero, torpeo, κήδω en de zelfstandige naamwoorden taedium, otium en ἀκηδία. Met name dit laatste heeft een intense rol gespeeld in het ontstaan van de filosofische traditie. Monniken hadden omstreeks het zesde uur (wat zo ongeveer samenvalt met het zesde uur op school) last van ongedurigheid. Ze konden de leegte niet meer aan. Je krijgt aldus een soort fake-activisme. Is dat al medium?
Misschien brengt Homerus ons verder. De alfa privans van het woord ἀκηδία laten we weg, we komen bij het actieve κήδω, zorgen, bezorgd zijn. Maar de mediumvorm bestaat wel degelijk, en wel in het begin der beginnen der Europeesche literatuur, Ilias 1,56. Hera spreekt Achilles aan, die vervolgens vraagt om een ziener die kan uitleggen waarom de goden zo boos zijn. Let op de paradox of rare cirkel in dit gegeven! De godin geeft de mens een duwtje om de goden te raadplegen en verkrijgt zo macht over het verhaal, naast haar rivale Athena die in de eerste regel al wordt aangeroepen, maar in een meer abstracte zin. Nu wordt het concreet, niet Homerus maar Achilles is hier de door de goden aangesprokene en komt meteen in actie.
We weten wat die actie inhoudt. Achilles is boos en doet tientallen hoofdstukken niets. Hij blijft passief actief. Maar daartussenin staat dus zijn mediumschap, zijn overbrenging van de boodschap van Hera die leidt naar de ziener Kalchas die de pijn legt waar die hoort te liggen, bij de leider, Agamemnon. Achilles is dus medium. En het werkwoord dat erbij hoort is niet het actieve κήδω maar het medium κήδομαι, bezorgd zijn om, deernis hebben met. In de vertaling van Schwartz klinkt het zo:
Met deernis, daarmee wordt de vorm κήδετο vertaald, en dat is wel degelijk medium. Later, veel later, wordt de ontkenning hiervan, ἀ-κηδία, het woord dat de ervaring verveling uitdrukt, wat dus oorspronkelijk 'onbezorgd', 'geen deernis hebben', geen medelijden met de Grieken. Het boek Ilias gaat dus niet alleen over woede, μῆνις, maar ook over medelijden, en daarvoor hoeven we niet te wachten op het medelijden van Achilles in het laatste hoofdstuk, met Priamos die het lijk van zijn zoon Hektor komt ophalen.Negen dagen bestookte de god met zijn pijlen het kamp. Op de tiende dag riep Achilles het krijgsvolk bijeen, op die gedachte gebracht door de blankarmige Hera, die met deernis de Grieken zag sterven (κήδετο γάρ Δαναῶν, ὅτι ῥα θνῃσκοντας ὁρᾶτο). Toen allen waren verzameld, stond de snelvoetige Achilles op en sprak in hun midden:...
Verveling als medium. Dat thema is me zeker ingegeven door de filosoof Agamben, die reflexief, deponens en medium zoekt bij Spinoza om de natuur en het zijn op een niveau te denken waarbij je de tegenstelling actief-passief ontstijgt. Bij Spinoza vind je de uitdrukking 'pasearse', letterlijk 'zich wandelen' om de activiteit wandelen te beschrijven. Hij ontleent dit woord aan het Spaans van de Joden van zijn voorouders, het ladino. Maar ook uit mijn Limburgse verleden ken ik die reflexieve wendingen waarmee we uitdrukken dat actieve activiteiten vaak passiever zijn dan we denken: 'ik ga me iets kopen', hoewel het altijd weer moeilijker is om voorbeelden te vinden dan je denkt.
Misschien lukt het me ooit (lukt het ooit?) om een verband te leggen tussen het medium en de 'buitenwerkingstelling', de inoperosità, die besloten ligt in de zijnsopvatting van Aristoteles. Wanneer je het zijn opvat als de energeia, de 'inwerkingstelling', van een mogelijkheid, dan kunnen we het zijn van die mogelijkheid alleen denken als a-ergos, argos. Dat is later 'lui' gaan betekenen. We zijn al bijna bij de koppeling tussen lui en 'werkeloos' die we nu loslaten op de uitgeslotenen in ons neoliberalisme en populisme. Wie geen werk heeft zal dat wel niet willen en moet dus worden veroordeeld, opgepord, gemotiveerd door hem uit te sluiten, en dat in een context waarin het werk steeds meer gereguleerd wordt vanuit een glibberig systeem, met de woorden van René ten Bos de 'inktvis' van de bureaucratie.
Steeds is het de moeite waard om - gemotiveerd door een gebrek aan ijver - terug te kijken. We zien de Trojaanse priester van Apollo radeloos lopen langs de zee. We zien Achilles zitten bij zijn tent, bij de geroofde dochter van die priester, werkeloos en woedend. Hij staat niet ver af van mijn overbuurman die boos is op zijn werk en er niet meer tussen komt. Hij loopt wat met zijn hond, drinkt af en toe zijn biertje met zijn buren, met mij dus. Dit is dus Europese cultuur! We willen zorgen voor iedereen, maar op een of andere manier lukt dat niet en willen we dat niet, of we willen het heel lang maar raken dan verschrikt of verlamd door de lange duur, raken bevangen door ἀκηδία, taedium. In de taal en de filosofie raken we versplinterd tussen de diverse vormen die Eva zo helder uittekent, drie mogelijkheden die je ook kunt opvatten als zes fasen. Ze mogen van mij voortaan bovenaan staan bij elke didactische instructie:
- Actieve verveling: wel of geen creativiteit (als je onbewust of bewust naar creativiteit zoekt)
- Deponens (actieve/passieve) verveling: uitstelgedrag of depressie (in extreme gevallen)
- Passieve verveling: wel of geen creativiteit (als je met iets moeilijks of simpels bezig bent)