We wachten in de hal. Via het verticale raam bespeuren we een glimp van het scherm binnen. Zo weten we hoe ver de vergadering binnen gevorderd is. Als ze klaar zijn lopen ze een voor een naar buiten, althans een deel van hen. Ze worden afgewisseld door ons, de docenten van de volgende klas.
Mentor en afdelingsleider zitten in de houding. Wachten tot de onderlinge begroeting en de pauze-compensatie-act verstomt. We kijken allen naar het scherm en volgen de suggesties over de bespreekgevallen. Een voor een worden de docenten van de onvoldoendes opgeroepen hun inschatting te geven over wat voorbij is en wat te verwachten. Er ontstaat consensus.
Ik ervaar deze bijeenkomst van geregelde, maar toevallig ogende docenten als een mooi ritueel. Zinvol zeker ook, want we vernemen van alles over de schilderachtige gevallen, de pakweg 10% die het niet kan bijbenen, niet wil bijbenen, nog niet kan willen.
Al deze gevallen vallen. Ze zijn al eerder gevallen. Ze zullen wederom vallen. Zelden of nooit staat er een op, een die al opgegeven was en het er niet bij laat zitten.
Daar gaan de Ahmeds, Jairs, Huseins, daar gaan de Rubens en Sams. Er zitten zowaar ook meiden bij, de fine de fleur die achterblijft met diverse problematiek. Er wordt niet gezegd: ze vallen, want volgens Karl Popper is naast falsificatie hoop een plicht. Elk geval is een geval apart, elke val getuigt van de hoop die in ons leeft.
En wij, wij hebben toch maar mooi aandacht gegeven, aandacht gepaard aan bezorgdheid. Nog tegen beter weten in blijven we aansporen, we blijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten