Nu ik Beethovenopnames van Richter aan het luisteren ben, kom ik erachter dat ik me bekocht voel. En misschien heb ik me altijd al bekocht gevoeld. Al sinds ik op mijn veertiende de Melodia-plaat grijsdraaide, met de Pathétique en de Appassionata. Wat klonk het verheven en ingetogen, dat langzame deel van de Appassionata. Wat hing er een gewijde sfeer met alle ingehouden kuchjes van het publiek. En wat was er een mooie, stoere en vloeiende band met de natuur. Op de hoes stond een rietkraag langs winters water. De gewelddadige waterval van de Appassionata vervloeide langzaam met het gekraak van de plaat, en dat gekraak ging naadloos over in het applaus.
Ik hield ervan om dat laatste te benadrukken, om aan mijn gesprekspartners duidelijk te maken dat het mijn privé-beleving was en tegelijk een historisch en kosmisch gebeuren.
Dat was het zeker. Maar misschien op een iets andere manier dan ik toen bedoelde. Immers, de sovjetstudies hebben me - ondanks alle toewijding aan de kritiek, maar eerder als studieobject -gesterkt in de fascinatie voor een politiek geweld dat geïnspireerd was door natuurgeweld en bemiddeld werd door de muziek, met name Beethoven. Lenin hield niet van cultuur, maar wel van Beethoven, en met name van zijn Appassionata. Lenin, een privé-persoon.
Ook Kubrick's Clockwork Orange speelt met de neveneffecten van geweld en het luisteren naar Beethoven. De hoofdpersoon wordt heropgevoed door in de gevangenis naar films met nazigeweld te kijken. Daarbij klinkt toevallig Beethovens negende. Later gaat Alex zijn geweldsexplosies begeleiden met Beethovenmuziek.
Waarom voel ik me bekocht? Omdat Richters troostende, emotioneel effectieve en toch beheerste spel voortkomt uit operaliefde. Dat vertelt hij in zijn lange interview, L'Insoumis. Degene die zich niet onderwerpt, de rebel, de onafhankelijke zonderling, de mysticus, Richter dus, deze Richter, werd verliefd op muziek door Wagner.
Met terugwerkende kracht moest ik gaan ontdekken dat mijn antipathie voor theater en effectbejag, en zeker voor opera, misschien wel de buitenkant was van een - voor mijzelf geheime - voorliefde voor effect, massaal publiek, een intieme fascinatie voor fysiek en historisch geweld.
Nog steeds is de ontdekking niet voltooid, gevangen in de laatste maten van Beethovens opus 111.
Misschien verklaart het waarom ik deze stukjes schrijf, 'eenzaam' achter mijn bureau, en in welke opzichten I'll 'never walk alone'.
Misschien verklaart het waarom een filosoof zich losmaakt uit de massa, iets provocerends roept en dan de tijdgeest uitdaagt hem te corrigeren.
De verklaring ligt in het vooruitzicht, maar brengt nu al ontnuchtering. De cd is bovendien uitgespeeld.