Ik begeef me op glad ijs. Ofwel je schrijft voor jezelf, ofwel je publiceert. Publiceren betekent rekening houden met de gevolgen van wat je schrijft. Tegelijk betekent het blootstelling aan wat er elders en later gebeurt.
Het gaat er dus om, je te oefenen in het voorzien van wat je nu nog niet voorziet, maar wel zou kunnen of moeten voorzien.
Je kunt dat niet aflezen aan de reacties. De reacties komen niet altijd door. Dat kan verschillende redenen hebben. Soms schrijft iemand een reactie maar levert het publiceren daarvan zoveel gedoe op dat diegene het erbij laat zitten. Hoezeer ik ook pruts aan de instellingen, ook ik lijd onder die ervaring dat ik het erbij laat zitten na enige frustraties.
Een andere reden kan zijn dat mijn taal de lezer ontmoedigt te reageren. Je kunt je nog zo willen openstellen voor reacties, je kunt ze willen uitlokken, maar de ander bepaalt mede of je taal voldoende op haar (hem, u, jou) is afgestemd.
Dan is er nog het gewone, onbetekenende zwijgen. Ik schat in dat hiervan sprake is bij een grote meerderheid van leeservaringen bij de meeste teksten. Het probleem is hoe je hiermee rekening kunt houden. Het onbetekenende zwijgen wordt van de kant van de schrijver soms gehoord als een orkaan waartegen je de neiging hebt hard te gaan terugbulderen. Of ostentatief gaat terugzwijgen.
Je moet leren aanvoelen wanneer de tekst te lang wordt, te saai, tezeer of onvoldoende ingaat op de wereld van je lezer. Je moet leren kijken met je oogwit en luisteren met meer dan twee oren.
Een schrijver als ik wordt hiervan gauw moedeloos. Het schrijven zoek je niet op om te luisteren, maar om je af te schermen van de wereld, je te begeven in een wereld die afgeschermd en okee is, geregeld door een ritme van gedroomde klanken.
Die drijfveer moet je niet verwarren met de bestemming van het schrijven. De bestemming vraagt om de ontwikkeling van je uiterlijke en innerlijke zintuigen, om tact, om zoals Lucretius zegt voor de rand van de wereld te gaan staan en dan je speer te werpen. Dommerik, zegt hij, die rand is er niet, anders was die speer er wel tegenaan gebotst of had je hem niet kunnen werpen.
Je kunt ook zeggen: kennelijk was je nog niet ver genoeg gegaan. Deze tekst bewijst niets, hij is nog niet eens een lokaliseerbaar vertrekpunt voor oefening.
Misschien bedoelde Luc dat je aan de rand van the world as we know it staat en dan eens op de tast verder gaat.
BeantwoordenVerwijderenLuc had een duidelijk recept. Verkondig je wijsheden in poëtische verpakking. Dan slikken de lezers het graag. Blijft de vraag of ze iets proeven of tasten. Er is immers leegte tussen de dingen.
BeantwoordenVerwijderenWelke dingen?
BeantwoordenVerwijderenAlle dingen:
BeantwoordenVerwijderen"Toch wordt wat stoffelijk is, geenszins van alle kanten
compact bijeengehouden: er is leegte in de dingen,
en dit te weten zal voor jou vaak nuttig zijn,
je niet in twijfel laten en uit ongeloof
steeds maar op vragen over alle dingen brengen.
Er is dus ruimte, onaanraakbaar (intactus), vrije leegte.
Als die er niet zou zijn, dan kon geen ding bewegen."
De wereldrand van Luc: het moment waarop leo hermens zich niet meer kwelt met vragen, omdat hij weet hoe het zit.
Is die poetische verpakking dan stoffelijk?
BeantwoordenVerwijderenJa. Er zijn verschillende soorten stof, de een ijler dan de ander. Geest is deel van de mens zoals 'zoals een hand en voet en ogen delen van een leven wezen zijn.' Taal ontstaat uit nut. De poëtische verpakking is nuttig.
BeantwoordenVerwijderenAldus Luc.
Wat moeten wij ermee? Ik pluk hier en daar een beeld van hem, naargelang het me uitkomt. Ik tolk overigens graag voor de nieuwsgierige vrager.
Als geest net zo een lichaamsdeel is als een arm , is de perceptie van leegte door de geest dan ook stoffelijk en als de leegte stoffelijk is, is de leegte dan wel leeg?
BeantwoordenVerwijderenNog een vraag: waarom staat Lucretius eigenlijk niet naast "Wij zijn ons brein" in de bestselling top tien?
BeantwoordenVerwijderenDe dingen zenden beeldjes (simulacra) uit. Waarneming houdt in dat die beeldjes, bestaande uit deeltjes, onze zintuigen bereiken. Je moet die deeltjes goed onderscheiden van de leegte. De leegte bevindt zich tussen de deeltjes. Je kunt de leegte niet waarnemen, maar wel door nadenken erachter komen dat de leegte er moet zijn. Je kunt niet zeggen dat ze stoffelijk is. Stoffelijk wil zeggen: bestaande uit deeltjes. Tussen die deeltjes bestaat leegte.
BeantwoordenVerwijderenAldus Lucretius.
Als het werk van Lucretius beeldjes uitzendt, dan zou de kracht van dat werk toch op ons moeten overkomen en dan zou hij naast Swaab staan. Misschien moeten we die beeldjestheorie dan aanvullen. Hoe kom je van ervaring tot oordeel vanuit een streng determinisme? Misschien moet je dan aannemen dat onze breinen ook deeltjes en beeldjes uitzenden. Ergens botsen die op de deeltjes van de waargenomen dingen. En we weten dat botsende begindeeltjes enorme krachten kunnen vrijmaken. Dat inzicht heeft ons nauwelijks de troost gebracht die Lucretius beoogde.
Nou ja, dit las ik ergens: apparaten aansturen met je gedachten, het was tot voor kort slechts weggelegd voor striphelden, maar de mensen van een Gronings bedrijf is het ook gelukt.
BeantwoordenVerwijderenDe gebruiker kan via een hoofdset bijvoorbeeld de lampen aan en uit zetten. De hoofdset vangt hersengolven op en stuurt zo de apparaten aan. De mogelijkheden lijken onbeperkt, maar vooral mensen die verlamd zijn geraakt kunnen baat hebben bij de noviteit.
Tot zover Groningen.
Verder, en ook wat betreft het schrijven, zijn we natuurlijk allemaal zenders en ontvangers, maar zit er veel ruis in de lucht en in de leegte van ons brein. Misschien alleen nog maar meer met al die documenten en boodschappen en filmpjes die ons draadloos bereiken.
We vallen langzaam uit elkaar in kleine deeltjes, aldus Luc. Dat geeft wat ruis maar is ook troostrijk.
BeantwoordenVerwijderenOm te kunnen ontvangen moet er wel leegte zijn, minieme stukjes leegte tussen de ruisatomen. Evenzovele stukjes receptiviteit.