Zelf heb ik me altijd beschouwd als een waanzinnig stervenskunstenaar, zeker na het lezen van Jenseits des Lustprinzips. Ik houd namelijk van rust, zeker wanneer ik iets op de agenda heb staan.
Zo dacht ik dan toch lekker in die traditie te staan van de zorg om de dood, die Plato heeft bedacht als motief van de zorg om de ziel en zeg maar gerust de levenskunst, de oefeningen in wat ik zoal meemaak.
Denk ik echter aan de dood, dan begint het gebibber. Stel, iemand leest dit (hetgeen bij deze dus al gebeurd is...) dan breng je die lezer in verlegenheid door te beginnen over de dood, alsof je die ander zomaar zou willen achterlaten. De gedachte alleen al!
De oplossing van derridisten is het testament. Juist uit zorg voor de naasten, lees ook Levinas over de dood, schrijf je voor de tijd dat je er zelf niet bent, want die naasten van jou moeten ook verder.
Maar ik vrees dat het zo niet werkt. Het testament zal niet in dankbaarheid als geschenk worden ontvangen, niet als een bericht van de levende aan de overlevende, maar als een virtuele herinnering aan wat al aan het wegzakken is.
De werkelijke dood, dat is de vrees voor de agenda, voor de pijn van het postwerkzame leven, voor onvermijdelijke en onvervulbare taken, kortom voor het leven.
Als oplossing hebben mensen van allerlei dingen bedacht met schimmen, met tuinen, met de oude dag waarbij je in vrede terugkijkt, de vrede die je al even beleeft op de zomerdag in september.
Luister, de dood is waar we naartoe gaan! De dood is waar ons leven met vooruitwerkende terugwerkende kracht kan worden gezien als oefening, als zorgzame aandacht. Die dood zien we alleen maar indirect, dus anders, dus niet.
Dit is geen oefening.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten