Er zijn van die onwaarschijnlijke nevenstellingen die steeds weer verwondering wekken. Zo wordt er gesproken van de zon en de maan, terwijl de zon toch veel groter en warmer is. We kunnen kortom wel democratisch willen zijn, maar er zitten toch van allerlei hiërarchieën in onze cultuur verstopt die we hebben te respecteren als we niet aan die verwondering ten onder willen gaan.
Ik kwam daarachter toen ik werk van schrijvers vergeleek met de ideeën van bekende filosofen, bijvoorbeeld Zwart en Nussbaum, of Gielen en Agamben. Er werd me verteld dat dit toch wel ongewoon was, bijna zelfs ongepast. Nu hoef ik me daar natuurlijk niets van aan te trekken. Bij het democratische ethos hoort ook het gebaar om je buiten de conventies te stellen zodat de weg vrij ligt om ze van verschillende kanten te bekijken en eventueel zelfs te bevestigen.
Ik vraag me af welke stappen ik ongemerkt heb gezet met mijn ongebruikelijke nevenstellingen, mijn mésalliances. Misschien heb ik mezelf naar voren willen schuiven als naïef en daardoor ontwapenend. Maar als je jezelf zo naar voren schuift ben je zeker niet naïef en al helemaal niet ontwapenend. De ander pareert de aanval met een terloops grapje en daar lig je dan, voorgoed uitgeschakeld.
Het kan ook zijn dat ik mezelf over de rug van de minderen een weg heb willen banen naar de nabijheid van de groten. Via de maan heb ik de zon recht in het gezicht willen kijken en heb me zodoende zelf een zon willen wanen. Eenmaal ontnuchterd moet ik echter vaststellen dat ook de maan voor mij onbereikbaar is. Zwart en Gielen verkeren voor mij op grote hoogte. Mijn gebaar moet dus eerder te maken hebben met een verschansing in de laagte. Door de kleinen en groten op een lijn te stellen kom ik erachter dat ook de kleinen voor mij heel groot zijn.
Maar waarom zou ik zoiets doen? Er is sprake van geleg als ik zo op mijn rug lig. Vroeger al, bij worstelpartijtjes met vrienden, ging ik op mijn rug liggen omdat ik het idee had dat het in dat partijtje om de winst ging, de winst die voor mij zowel onbereikbaar als betekenisloos was. Ik kon mezelf dan nog wel potentieel winner wanen, maar de interesse van mijn vriend was zeer gering en momentaan, zodat ik overgeleverd was aan mezelf.
En toch blijf ik geloven dat het behalve om geleg ook om een oefening ging. Al meteen besloot ik deze blog bij deze serie te zetten. Iets in mijn gebaar legt misschien de weg open naar ἀσκησις, ascese, oefening, je op iets toeleggen (en in die zin natuurlijk ook een bepaalde vorm van geleg). Vanuit mijn onzichtbaarheid heb ik een positie (= geleg) verworven van waaruit de kleinen en de groten op een lijn staan. Ik heb geoefend in democratie.
Nu zult u (uit bekommernis) zeggen dat bij democratie toch zeker ook assertiviteit hoort. Weet wat je waard bent en neem deel aan de strijd om de macht. Hiervoor deins ik terug, merk ik. Natuurlijk, als ik geen wil tot macht was zou ik niet eens een baan hebben en deze blog niet publiceren. Ik zou mezelf niet kunnen handhaven in mijn positie. Maar toch, ik zie de strijd om de macht eerder als een uitgangspunt waarmee je nog verschillende kanten op kunt. Een ervan is de verwerving van een positie die er alleen voor jou is. Zou ik mezelf op het niveau van de schijnbaar kleinen en de groten stellen, dan schieten die er niets mee op, en ik ook niet. Er zou alleen meer van hetzelfde komen.
Nu gaat het niet om mij. Via mijn zelf zoek ik toegang tot de wereld. In die wereld is blijkbaar iets dat zich niet op een lijn laat stellen. Alleen al de oefening verraadt dat de lijn in beweging is, als het ware een buitenkant heeft die hem in staat stelt zich ergens heen te bewegen, of ergens vandaan.
We zien Agamben als een heel grote filosoof, en landgenoten als Gielen en Zwart als duidelijk minder. Maar Agamben heeft ook die kleine kant, hij is nog steeds de jongeman die meespeelt in de Jezusfilm van Pasolini. En omgekeerd zitten er in Gielen en Zwart ideeën die zeer groot zijn, die ik graag uit hun teksten haal om ze te belichten en te testen.
Hoe ver je met zo'n gebaar kunt komen bewijst voor mij Bachtin met zijn logica van het carnavaleske. De ongebruikelijke nevenstelling was een figuur van het middeleeuwse carnaval, de zomer en de winter, de oude vrouw en de jonge man. Bachtin wist deze figuur te bespreken in de context van het stalinisme. In deze cultuur werd het grote nevengeschikt aan het kleine. Stalin rijdt met zijn tractor over het Rode Plein, spreekt met de boer en jaagt twintig miljoen landgenoten over de kling. Groot, klein, nietig. Alles en iedereen op hetzelfde niveau.
Het is natuurlijk huiveringwekkend te bedenken dat deze logica ook ten grondslag ligt aan onze democratie. De gewone man staat hiervoor momenteel symbool. Hij moet kunnen meebeslissen en we weten niet eens of hij wel bestaat. En in al zijn nietigheid is hij tegelijk klein en almachtig. Rutte vereert hem alsof hij zelf slechts een nietige dienaar is. En wellicht is hij dat ook, zolang we niet weten wat de plaats van deze gewone man in de democratie is.
zondag 17 december 2017
donderdag 21 september 2017
Bindervoet en ...
Langzaam kwam ik erachter dat Erik Bindervoet mijn held is. Maar ik heb daarvoor heel wat weerstanden moeten overwinnen en in mijn slechtste momenten vrees ik dat die weerstanden steeds groter worden.
Waar ik zo vreselijk veel moeite mee heb, alsnog, is met dat afzeiken.
Bindervoet vindt het fijn om Anna Enquist af te zeiken, iets met een overgevende kut of iets dergelijks, ik kan het niet checken omdat ik Bindervoets boek met zijn polemieken in een opwelling heb teruggestort in de bieb net voor ik moest overgeven.
Dat zegt meer over mij dan over Bindervoet. Ik kan er niet omheen dat ik die man steeds meer bewonder vanwege zijn Joyce-vertalingen die ik zijdelings bekijk nu ik me gestort heb op Finnegans wake. Hoe gekker hoe beter, en so it may be.
Hoe heet ook alweer zijn kompaan, Henkes? Zoiets?
En toen stuitte ik in de toelichting op Finnegans wake op de rare paradox dat je pas verdacht wordt wanneer je iemand aanklaagt. Dat geldt op de eerste plaats voor Earwick zelf, maar zeker ook voor Oscar Wilde, die niet onder de radar wilde blijven. En dus nu ook misschien geldt dit voor Bindervoet die als mensen hem al zouden lezen zou worden uitgekotst vanwege zijn polemieken. Het uitkotsen wordt uitgekotst, kotsbaarder kun je het niet hebben.
Over de avantgarde, mijn grote heroordelingsprobleem, zegt dit alles dat er geen absoluut nulpunt is, en dat het nulpunt in feite de val van Earwick zelf is. Ierland dus, het Ierland dat zich blijft opdringen.
We blijven ergens hangen, bij Bindervoet en nauwelijks bij zijn vijanden, de vijanden die ik via Bindervoet heb leren kennen.
Waar ik zo vreselijk veel moeite mee heb, alsnog, is met dat afzeiken.
Bindervoet vindt het fijn om Anna Enquist af te zeiken, iets met een overgevende kut of iets dergelijks, ik kan het niet checken omdat ik Bindervoets boek met zijn polemieken in een opwelling heb teruggestort in de bieb net voor ik moest overgeven.
Dat zegt meer over mij dan over Bindervoet. Ik kan er niet omheen dat ik die man steeds meer bewonder vanwege zijn Joyce-vertalingen die ik zijdelings bekijk nu ik me gestort heb op Finnegans wake. Hoe gekker hoe beter, en so it may be.
Hoe heet ook alweer zijn kompaan, Henkes? Zoiets?
En toen stuitte ik in de toelichting op Finnegans wake op de rare paradox dat je pas verdacht wordt wanneer je iemand aanklaagt. Dat geldt op de eerste plaats voor Earwick zelf, maar zeker ook voor Oscar Wilde, die niet onder de radar wilde blijven. En dus nu ook misschien geldt dit voor Bindervoet die als mensen hem al zouden lezen zou worden uitgekotst vanwege zijn polemieken. Het uitkotsen wordt uitgekotst, kotsbaarder kun je het niet hebben.
Over de avantgarde, mijn grote heroordelingsprobleem, zegt dit alles dat er geen absoluut nulpunt is, en dat het nulpunt in feite de val van Earwick zelf is. Ierland dus, het Ierland dat zich blijft opdringen.
We blijven ergens hangen, bij Bindervoet en nauwelijks bij zijn vijanden, de vijanden die ik via Bindervoet heb leren kennen.
maandag 26 juni 2017
Tedium is medium
Verveling: een respectabeler thema kun je bijna niet verzinnen in de filosofie. Het spreekt scholieren vaak aan omdat het zo dicht bij hun ervaring ligt. Saaie lessen, en als die eindelijk voorbij zijn die lange zomervakantie. Vrije tijd is niet altijd spannend, en leren evenmin.
We vatten dat al gauw op als een tekort. Gauw opvullen jongens! En niets is dan welkomer dan die respectabele traditie van Kierkegaard en aanverwanten die de verveling verfoeien en prijzen, waardoor je in elk geval op het idee gebracht wordt dat de verveling leidt tot iets moois. Dat kan doordat de verveling zelf mooi is, van een modernistische schoonheid, even mooi als het glas en beton van de moderne architectuur. Het kan evengoed doordat de verveling een monster is dat moet worden bevochten, een spook dat moet worden bezworen. Het is de prachtige poort met valhek met gevaarlijke spitse punten waar we hoe dan ook doorheen moeten, op weg naar iets nog prachtigers.
Kortom, er is geen gunstigere weg denkbaar om scholieren naar de creativiteit en schoonheid te leiden. Ik heb bij verschillende jonge auteurs diverse perspectieven mogen zien (ik wentel me rond in mijn privileges dat ik dat allemaal zomaar mag vrijgeven en lezen, zwenkend tussen gêne en volstrekte schaamteloosheid). De een was verbaasd dat hij mocht schrijven over verveling want dat was nou precies wat hij in mijn les ervoer. De ander gebruikte het als springplank voor een fantastische exercitie van scheppen en analytisch denken. Me veroordelend tot jaloezie omdat zeker toen ik 16 jaar was zoiets volstrekt buiten bereik lag.
Nu ik toch bezig ben, hier in deze blog, is het misschien to the point om die verveling los te weken uit zijn respectwaardigheid. Ik laat me hiertoe inspireren door een vierdeklasser. Ik droeg haar op de bronnen van de grote denkers te gebruiken om vervolgens zelf verder te denken. Ze deed het net andersom. Ze bedacht eerst haar eigen ideeën en behandelde toen nog enkele filosofen om te bezien of die haar bevestigden of bij haar achterbleven. (Google op Eva van den Bergh.)
Haar magistrale vondst: verveling in deponens. Deponens betekent letterlijk: deponerend, naast je neergooiend. In de Latijnse grammatica betekent het dat je een passieve vorm gebruikt om iets actiefs uit te drukken.
Is dat niet essentieel voor elke verveling? Ik verveel jou: actief. Ik verveel me: reflexief. Waar zit dan dat deponens? Ik zoek even verder rond de werkwoorden tero, torpeo, κήδω en de zelfstandige naamwoorden taedium, otium en ἀκηδία. Met name dit laatste heeft een intense rol gespeeld in het ontstaan van de filosofische traditie. Monniken hadden omstreeks het zesde uur (wat zo ongeveer samenvalt met het zesde uur op school) last van ongedurigheid. Ze konden de leegte niet meer aan. Je krijgt aldus een soort fake-activisme. Is dat al medium?
Misschien brengt Homerus ons verder. De alfa privans van het woord ἀκηδία laten we weg, we komen bij het actieve κήδω, zorgen, bezorgd zijn. Maar de mediumvorm bestaat wel degelijk, en wel in het begin der beginnen der Europeesche literatuur, Ilias 1,56. Hera spreekt Achilles aan, die vervolgens vraagt om een ziener die kan uitleggen waarom de goden zo boos zijn. Let op de paradox of rare cirkel in dit gegeven! De godin geeft de mens een duwtje om de goden te raadplegen en verkrijgt zo macht over het verhaal, naast haar rivale Athena die in de eerste regel al wordt aangeroepen, maar in een meer abstracte zin. Nu wordt het concreet, niet Homerus maar Achilles is hier de door de goden aangesprokene en komt meteen in actie.
We weten wat die actie inhoudt. Achilles is boos en doet tientallen hoofdstukken niets. Hij blijft passief actief. Maar daartussenin staat dus zijn mediumschap, zijn overbrenging van de boodschap van Hera die leidt naar de ziener Kalchas die de pijn legt waar die hoort te liggen, bij de leider, Agamemnon. Achilles is dus medium. En het werkwoord dat erbij hoort is niet het actieve κήδω maar het medium κήδομαι, bezorgd zijn om, deernis hebben met. In de vertaling van Schwartz klinkt het zo:
Verveling als medium. Dat thema is me zeker ingegeven door de filosoof Agamben, die reflexief, deponens en medium zoekt bij Spinoza om de natuur en het zijn op een niveau te denken waarbij je de tegenstelling actief-passief ontstijgt. Bij Spinoza vind je de uitdrukking 'pasearse', letterlijk 'zich wandelen' om de activiteit wandelen te beschrijven. Hij ontleent dit woord aan het Spaans van de Joden van zijn voorouders, het ladino. Maar ook uit mijn Limburgse verleden ken ik die reflexieve wendingen waarmee we uitdrukken dat actieve activiteiten vaak passiever zijn dan we denken: 'ik ga me iets kopen', hoewel het altijd weer moeilijker is om voorbeelden te vinden dan je denkt.
Misschien lukt het me ooit (lukt het ooit?) om een verband te leggen tussen het medium en de 'buitenwerkingstelling', de inoperosità, die besloten ligt in de zijnsopvatting van Aristoteles. Wanneer je het zijn opvat als de energeia, de 'inwerkingstelling', van een mogelijkheid, dan kunnen we het zijn van die mogelijkheid alleen denken als a-ergos, argos. Dat is later 'lui' gaan betekenen. We zijn al bijna bij de koppeling tussen lui en 'werkeloos' die we nu loslaten op de uitgeslotenen in ons neoliberalisme en populisme. Wie geen werk heeft zal dat wel niet willen en moet dus worden veroordeeld, opgepord, gemotiveerd door hem uit te sluiten, en dat in een context waarin het werk steeds meer gereguleerd wordt vanuit een glibberig systeem, met de woorden van René ten Bos de 'inktvis' van de bureaucratie.
Steeds is het de moeite waard om - gemotiveerd door een gebrek aan ijver - terug te kijken. We zien de Trojaanse priester van Apollo radeloos lopen langs de zee. We zien Achilles zitten bij zijn tent, bij de geroofde dochter van die priester, werkeloos en woedend. Hij staat niet ver af van mijn overbuurman die boos is op zijn werk en er niet meer tussen komt. Hij loopt wat met zijn hond, drinkt af en toe zijn biertje met zijn buren, met mij dus. Dit is dus Europese cultuur! We willen zorgen voor iedereen, maar op een of andere manier lukt dat niet en willen we dat niet, of we willen het heel lang maar raken dan verschrikt of verlamd door de lange duur, raken bevangen door ἀκηδία, taedium. In de taal en de filosofie raken we versplinterd tussen de diverse vormen die Eva zo helder uittekent, drie mogelijkheden die je ook kunt opvatten als zes fasen. Ze mogen van mij voortaan bovenaan staan bij elke didactische instructie:
We vatten dat al gauw op als een tekort. Gauw opvullen jongens! En niets is dan welkomer dan die respectabele traditie van Kierkegaard en aanverwanten die de verveling verfoeien en prijzen, waardoor je in elk geval op het idee gebracht wordt dat de verveling leidt tot iets moois. Dat kan doordat de verveling zelf mooi is, van een modernistische schoonheid, even mooi als het glas en beton van de moderne architectuur. Het kan evengoed doordat de verveling een monster is dat moet worden bevochten, een spook dat moet worden bezworen. Het is de prachtige poort met valhek met gevaarlijke spitse punten waar we hoe dan ook doorheen moeten, op weg naar iets nog prachtigers.
Kortom, er is geen gunstigere weg denkbaar om scholieren naar de creativiteit en schoonheid te leiden. Ik heb bij verschillende jonge auteurs diverse perspectieven mogen zien (ik wentel me rond in mijn privileges dat ik dat allemaal zomaar mag vrijgeven en lezen, zwenkend tussen gêne en volstrekte schaamteloosheid). De een was verbaasd dat hij mocht schrijven over verveling want dat was nou precies wat hij in mijn les ervoer. De ander gebruikte het als springplank voor een fantastische exercitie van scheppen en analytisch denken. Me veroordelend tot jaloezie omdat zeker toen ik 16 jaar was zoiets volstrekt buiten bereik lag.
Nu ik toch bezig ben, hier in deze blog, is het misschien to the point om die verveling los te weken uit zijn respectwaardigheid. Ik laat me hiertoe inspireren door een vierdeklasser. Ik droeg haar op de bronnen van de grote denkers te gebruiken om vervolgens zelf verder te denken. Ze deed het net andersom. Ze bedacht eerst haar eigen ideeën en behandelde toen nog enkele filosofen om te bezien of die haar bevestigden of bij haar achterbleven. (Google op Eva van den Bergh.)
Haar magistrale vondst: verveling in deponens. Deponens betekent letterlijk: deponerend, naast je neergooiend. In de Latijnse grammatica betekent het dat je een passieve vorm gebruikt om iets actiefs uit te drukken.
Is dat niet essentieel voor elke verveling? Ik verveel jou: actief. Ik verveel me: reflexief. Waar zit dan dat deponens? Ik zoek even verder rond de werkwoorden tero, torpeo, κήδω en de zelfstandige naamwoorden taedium, otium en ἀκηδία. Met name dit laatste heeft een intense rol gespeeld in het ontstaan van de filosofische traditie. Monniken hadden omstreeks het zesde uur (wat zo ongeveer samenvalt met het zesde uur op school) last van ongedurigheid. Ze konden de leegte niet meer aan. Je krijgt aldus een soort fake-activisme. Is dat al medium?
Misschien brengt Homerus ons verder. De alfa privans van het woord ἀκηδία laten we weg, we komen bij het actieve κήδω, zorgen, bezorgd zijn. Maar de mediumvorm bestaat wel degelijk, en wel in het begin der beginnen der Europeesche literatuur, Ilias 1,56. Hera spreekt Achilles aan, die vervolgens vraagt om een ziener die kan uitleggen waarom de goden zo boos zijn. Let op de paradox of rare cirkel in dit gegeven! De godin geeft de mens een duwtje om de goden te raadplegen en verkrijgt zo macht over het verhaal, naast haar rivale Athena die in de eerste regel al wordt aangeroepen, maar in een meer abstracte zin. Nu wordt het concreet, niet Homerus maar Achilles is hier de door de goden aangesprokene en komt meteen in actie.
We weten wat die actie inhoudt. Achilles is boos en doet tientallen hoofdstukken niets. Hij blijft passief actief. Maar daartussenin staat dus zijn mediumschap, zijn overbrenging van de boodschap van Hera die leidt naar de ziener Kalchas die de pijn legt waar die hoort te liggen, bij de leider, Agamemnon. Achilles is dus medium. En het werkwoord dat erbij hoort is niet het actieve κήδω maar het medium κήδομαι, bezorgd zijn om, deernis hebben met. In de vertaling van Schwartz klinkt het zo:
Met deernis, daarmee wordt de vorm κήδετο vertaald, en dat is wel degelijk medium. Later, veel later, wordt de ontkenning hiervan, ἀ-κηδία, het woord dat de ervaring verveling uitdrukt, wat dus oorspronkelijk 'onbezorgd', 'geen deernis hebben', geen medelijden met de Grieken. Het boek Ilias gaat dus niet alleen over woede, μῆνις, maar ook over medelijden, en daarvoor hoeven we niet te wachten op het medelijden van Achilles in het laatste hoofdstuk, met Priamos die het lijk van zijn zoon Hektor komt ophalen.Negen dagen bestookte de god met zijn pijlen het kamp. Op de tiende dag riep Achilles het krijgsvolk bijeen, op die gedachte gebracht door de blankarmige Hera, die met deernis de Grieken zag sterven (κήδετο γάρ Δαναῶν, ὅτι ῥα θνῃσκοντας ὁρᾶτο). Toen allen waren verzameld, stond de snelvoetige Achilles op en sprak in hun midden:...
Verveling als medium. Dat thema is me zeker ingegeven door de filosoof Agamben, die reflexief, deponens en medium zoekt bij Spinoza om de natuur en het zijn op een niveau te denken waarbij je de tegenstelling actief-passief ontstijgt. Bij Spinoza vind je de uitdrukking 'pasearse', letterlijk 'zich wandelen' om de activiteit wandelen te beschrijven. Hij ontleent dit woord aan het Spaans van de Joden van zijn voorouders, het ladino. Maar ook uit mijn Limburgse verleden ken ik die reflexieve wendingen waarmee we uitdrukken dat actieve activiteiten vaak passiever zijn dan we denken: 'ik ga me iets kopen', hoewel het altijd weer moeilijker is om voorbeelden te vinden dan je denkt.
Misschien lukt het me ooit (lukt het ooit?) om een verband te leggen tussen het medium en de 'buitenwerkingstelling', de inoperosità, die besloten ligt in de zijnsopvatting van Aristoteles. Wanneer je het zijn opvat als de energeia, de 'inwerkingstelling', van een mogelijkheid, dan kunnen we het zijn van die mogelijkheid alleen denken als a-ergos, argos. Dat is later 'lui' gaan betekenen. We zijn al bijna bij de koppeling tussen lui en 'werkeloos' die we nu loslaten op de uitgeslotenen in ons neoliberalisme en populisme. Wie geen werk heeft zal dat wel niet willen en moet dus worden veroordeeld, opgepord, gemotiveerd door hem uit te sluiten, en dat in een context waarin het werk steeds meer gereguleerd wordt vanuit een glibberig systeem, met de woorden van René ten Bos de 'inktvis' van de bureaucratie.
Steeds is het de moeite waard om - gemotiveerd door een gebrek aan ijver - terug te kijken. We zien de Trojaanse priester van Apollo radeloos lopen langs de zee. We zien Achilles zitten bij zijn tent, bij de geroofde dochter van die priester, werkeloos en woedend. Hij staat niet ver af van mijn overbuurman die boos is op zijn werk en er niet meer tussen komt. Hij loopt wat met zijn hond, drinkt af en toe zijn biertje met zijn buren, met mij dus. Dit is dus Europese cultuur! We willen zorgen voor iedereen, maar op een of andere manier lukt dat niet en willen we dat niet, of we willen het heel lang maar raken dan verschrikt of verlamd door de lange duur, raken bevangen door ἀκηδία, taedium. In de taal en de filosofie raken we versplinterd tussen de diverse vormen die Eva zo helder uittekent, drie mogelijkheden die je ook kunt opvatten als zes fasen. Ze mogen van mij voortaan bovenaan staan bij elke didactische instructie:
- Actieve verveling: wel of geen creativiteit (als je onbewust of bewust naar creativiteit zoekt)
- Deponens (actieve/passieve) verveling: uitstelgedrag of depressie (in extreme gevallen)
- Passieve verveling: wel of geen creativiteit (als je met iets moeilijks of simpels bezig bent)
maandag 12 juni 2017
Owing to Owen
Waar zit ik nu weer naar te kijken? Het is de docufilm Life, animated,
over Owen, een soort autistisch kind dat een klik krijgt met
Disney-films en waarbij iedereen denkt: wat moet ik hiermee in godsnaam?
Waar zit ik nu weer naar te kijken?
Een belangrijke cue is dat deze docufilm wordt uitgezonden door de EO. We moeten het dus beschouwen als spektakel dat met alle macht onze aandacht probeert te trekken en tegelijk een beroep doet op ons medelijden. En er zal zeker een link zijn met conservative America en via dat cultuurtje met Jezus zelf.
Jezus, we wachten nog op de animated movie. We kunnen van alles verwijten aan de moslims met hun sharia, maar zelf willen we er nog niet aan, een Jezus die niet zijn best doet ons in verwarring te brengen maar zich wringt in de sjablonen van good old fascist Walt.
Die autistische Owen wordt inmiddels steeds slimmer en binnen zijn autisme steeds realistischer. Ik ben godsamme echt terechtgekomen in een oefening in wat ik zoal meemaak. Kan ik er ook nog uit, please?
Nee, dat zal niet gaan. Ik herinner me dat ik vroeger al een zekere weerzin voelde tegen films en realiteiten die niet getekend waren. Suske en Wiske lieten de straten zien zoals ik ze wilde zien, met getekende stoepranden en zeker geen Mandelbrotachtige fractalen.
Hoe het ook afloopt, ik hecht eraan te zeggen dat die Owen niet alleen een soort vriend is, maar ook wel een wegwijzer. Net als iedereen. Een wegwijzer die zich tegen de EO keert omdat held Jezus nog steeds moeilijk verenigbaar is met de strakke lijnen van Disney en met de wereld zoals ik die graag zag toen ik nog klein was.
Een belangrijke cue is dat deze docufilm wordt uitgezonden door de EO. We moeten het dus beschouwen als spektakel dat met alle macht onze aandacht probeert te trekken en tegelijk een beroep doet op ons medelijden. En er zal zeker een link zijn met conservative America en via dat cultuurtje met Jezus zelf.
Jezus, we wachten nog op de animated movie. We kunnen van alles verwijten aan de moslims met hun sharia, maar zelf willen we er nog niet aan, een Jezus die niet zijn best doet ons in verwarring te brengen maar zich wringt in de sjablonen van good old fascist Walt.
Die autistische Owen wordt inmiddels steeds slimmer en binnen zijn autisme steeds realistischer. Ik ben godsamme echt terechtgekomen in een oefening in wat ik zoal meemaak. Kan ik er ook nog uit, please?
Nee, dat zal niet gaan. Ik herinner me dat ik vroeger al een zekere weerzin voelde tegen films en realiteiten die niet getekend waren. Suske en Wiske lieten de straten zien zoals ik ze wilde zien, met getekende stoepranden en zeker geen Mandelbrotachtige fractalen.
Hoe het ook afloopt, ik hecht eraan te zeggen dat die Owen niet alleen een soort vriend is, maar ook wel een wegwijzer. Net als iedereen. Een wegwijzer die zich tegen de EO keert omdat held Jezus nog steeds moeilijk verenigbaar is met de strakke lijnen van Disney en met de wereld zoals ik die graag zag toen ik nog klein was.
woensdag 10 mei 2017
De ongedateerde Koppelpoort
Vandaag was ik op excursie met leerlingen naar Amersfoort. Alles stond in het teken van sterren, dus van wetenschap, imago, ambitie, vallen en wensen. We kregen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (Amersfoort) van alles te zien. We bezochten het bottenlab met schedels met gaten erin geslagen door een ponjaard en een stagiair die een voor hem volslagen onbekende vis aan het archeologiseren was.
Hoe ver weg was dit alles, onder begeleiding van deskundigen die hun zachtjes gewag maakten van hun eigen onervarenheid, hen zo vaak wakker schreeuwden dat ze werden gehypnotiseerd of oog in oog stonden met hun eigen non-interactiviteit met uitzicht op de ongedateerde Koppelpoort.
Het gebouw van de Rijksdienst staat op kussens en dempt alle geluidsgolven. Slechts het water in de glazen vertoonde rimpelingen en slechts de hekken voor het gebouw verraadden dat de non-airco-filosofie aan herziening toe was. Het werd ons duidelijk dat je in dit gebouw zo kort mogelijk verbleef of anders een hele week, gaandeweg je verliefdheid opwekkend.
We hadden onszelf ingedeeld in de Week van de Wetenschap en wisten niet waar we stonden. Wij docenten waren van de softe hap, talen dus, de leerlingen van de softe profielen. Beetje onheldere figuren, variërend van oneindig toegewijde gymnasiastes tot en met stoute jongens in korte broek die de plantenbakken aanstootten. Niemand wist vervolgens meer waar hij stond. De Belgische maritiem archeoloog was voor afschaffing van de leerplicht om vervolgens meer striktheid te kunnen hanteren bij de opvoeding, hoe diepzinnig en hoe aanzettend tot diepzinnig denken!
De stoute jongens togen tezamen naar de beroemde sterrenplukker die alle mensen ter wereld een paar dagen eerder had uitgenodigd bij zich thuis. Hij deed persoonlijk open en heette hen allen welkom om hen terstond binnen te laten, ware het niet dat hij net even iets moest afwikkelen.
Ik stond nog even na te praten met twee bedremmelde bibliothecarissen die niet wisten hoe ze de non-interactieve jeugd op non-interactieve wijze konden bereiken om hun alles te vertellen over het belang van de ongedateerde Koppelpoort. Ja heren, ik heb geen advies voor jullie, jullie zijn goed zoals je bent, de bibliotheek is nooit voor deze generatie maar altijd voor de volgende.
De jongens vertelden me dat ze genoten van de leerzame vrijheid van deze week van de wetenschap. Ze haalden alles wat erin zat uit ons aanbod en veel meer. Ik verwacht dan ook niet anders dan dat ze door de Koppelpoort zullen lopen, op aanwijzing van Govert Schilling zullen ontdekken dat de sterren nooit buiten bereik hingen maar als koolstof waren neergestreken op de eigen huid en dat het altijd mogelijk is bij Govert aan te bellen.
Hoe ver weg was dit alles, onder begeleiding van deskundigen die hun zachtjes gewag maakten van hun eigen onervarenheid, hen zo vaak wakker schreeuwden dat ze werden gehypnotiseerd of oog in oog stonden met hun eigen non-interactiviteit met uitzicht op de ongedateerde Koppelpoort.
Het gebouw van de Rijksdienst staat op kussens en dempt alle geluidsgolven. Slechts het water in de glazen vertoonde rimpelingen en slechts de hekken voor het gebouw verraadden dat de non-airco-filosofie aan herziening toe was. Het werd ons duidelijk dat je in dit gebouw zo kort mogelijk verbleef of anders een hele week, gaandeweg je verliefdheid opwekkend.
We hadden onszelf ingedeeld in de Week van de Wetenschap en wisten niet waar we stonden. Wij docenten waren van de softe hap, talen dus, de leerlingen van de softe profielen. Beetje onheldere figuren, variërend van oneindig toegewijde gymnasiastes tot en met stoute jongens in korte broek die de plantenbakken aanstootten. Niemand wist vervolgens meer waar hij stond. De Belgische maritiem archeoloog was voor afschaffing van de leerplicht om vervolgens meer striktheid te kunnen hanteren bij de opvoeding, hoe diepzinnig en hoe aanzettend tot diepzinnig denken!
De stoute jongens togen tezamen naar de beroemde sterrenplukker die alle mensen ter wereld een paar dagen eerder had uitgenodigd bij zich thuis. Hij deed persoonlijk open en heette hen allen welkom om hen terstond binnen te laten, ware het niet dat hij net even iets moest afwikkelen.
Ik stond nog even na te praten met twee bedremmelde bibliothecarissen die niet wisten hoe ze de non-interactieve jeugd op non-interactieve wijze konden bereiken om hun alles te vertellen over het belang van de ongedateerde Koppelpoort. Ja heren, ik heb geen advies voor jullie, jullie zijn goed zoals je bent, de bibliotheek is nooit voor deze generatie maar altijd voor de volgende.
De jongens vertelden me dat ze genoten van de leerzame vrijheid van deze week van de wetenschap. Ze haalden alles wat erin zat uit ons aanbod en veel meer. Ik verwacht dan ook niet anders dan dat ze door de Koppelpoort zullen lopen, op aanwijzing van Govert Schilling zullen ontdekken dat de sterren nooit buiten bereik hingen maar als koolstof waren neergestreken op de eigen huid en dat het altijd mogelijk is bij Govert aan te bellen.
zaterdag 8 april 2017
Een krachtige zon
Ik dacht nog wat een fijn uitzicht op de voetbalkantine. Is er een wild feest, ben jij erbij. Maar zeker, ze kunnen ook ineens jouw appartement zien, en dan is alles weer anders.
Het is wat het is. Je loopt naar je koelkast, het bliepje van je iPhone gaat. Je parkeert achteruit en draait vooruit. Je neemt het zoals het komt. De lift omlaag, de lift omhoog, je spiegel.
Hoe zou het hebben kunnen gaan, met je schitterende brein, je uitstraling. Je afgedwongen balans met je lichaam, je affiniteit met de goden.
Ik denk graag aan jou als een mogelijkheid. Wat kan iets of iemand überhaupt meer zijn dan mogelijk, de macht en virtualiteit waarvan je mij overtuigt. Ooit was je mijn leerling en heb ik je moeten beoordelen. Je hebt me overleefd, je leven schept je elke dag opnieuw.
We werden omzwermd door ontsnapte papegaaien. Je nam alle obstakels op stoepen en straten. Alle krachten rukte je aan, je formules, je ernstige zwenking en humor.
Waarheen mijn zon ondergaat richt ik mijn avondgebed, daar leg ik de basis voor mijn nieuwe dag.
Het is wat het is. Je loopt naar je koelkast, het bliepje van je iPhone gaat. Je parkeert achteruit en draait vooruit. Je neemt het zoals het komt. De lift omlaag, de lift omhoog, je spiegel.
Hoe zou het hebben kunnen gaan, met je schitterende brein, je uitstraling. Je afgedwongen balans met je lichaam, je affiniteit met de goden.
Ik denk graag aan jou als een mogelijkheid. Wat kan iets of iemand überhaupt meer zijn dan mogelijk, de macht en virtualiteit waarvan je mij overtuigt. Ooit was je mijn leerling en heb ik je moeten beoordelen. Je hebt me overleefd, je leven schept je elke dag opnieuw.
We werden omzwermd door ontsnapte papegaaien. Je nam alle obstakels op stoepen en straten. Alle krachten rukte je aan, je formules, je ernstige zwenking en humor.
Waarheen mijn zon ondergaat richt ik mijn avondgebed, daar leg ik de basis voor mijn nieuwe dag.
zaterdag 11 februari 2017
Getict
Gisteren was iemand zo vriendelijk me te wijzen op een tic. Geagambeerd als ik tegenwoordig ben, moest ik meteen denken aan zijn herhaalde verwijzing naar Oliver Sacks. Die was op zijn kamer aan het nadenken over het gebaar en de verdwijning ervan in de westerse cultuur. Toen hij daarna de stad in ging zag hij onderweg maar liefst drie mensen met een tic. Maar eigenlijk vertoonde iedereen, als je het maar even wilde zien, neurotisch gedrag. Freud, maar dan verdicht in het lichaam.
Onderschat niet hoe belangrijk deze verwijzing is voor de definitie van Agamben van politiek als middelen zonder doel. Het gebaar heeft de vorm aangenomen van een tic, een meestal onsuccesvolle poging om spanningen te ontladen. Nogal ondoelmatig dus ook. Het gebaar, gesture, komt van het Latijnse gerere, dragen, dat vaak gebruikt wordt in politieke context, bellum gerere, res gerere, res gestae. Dit laatste, Res gestae, is ook de titel van Augustus die terugkeek op de verrichte daden in zijn leven.
Nu ga ik mezelf niet vergelijken met Augustus, althans niet meer dan dat ik iedereen vergelijk met Augustus. We zijn erfgenamen van Augustus en trouwens ook van Augustinus voorzover we verder gaan en ongewenste lasten dragen die we van ons willen afschudden maar die we in feite 'dragen', 'gerere'. Dat is de helft van de nieuwe subjectiviteit. Een subjectiviteit die zich dus uit in tics, neurotisch gedrag.
Er is ook schaamte in het geding. Dat was ook mijn onmiddellijke reactie toen mijn behulpzame persoon me wees op mijn tic. Ook schaamte maakt deel uit van, leidt ons naar de subjectiviteit achter de subjectiviteit als het ware. Dat zegt Agamben, Rimbaud volgend. Je est un autre. We komen er pas achter wie we zijn als iemand anders ons erop wijst. We kleuren rood, beseffen dat er een waarheid over ons gezegd wordt waar we zelf niet bij kunnen, maar in tweede instantie wel. Het is zo, we hebben de tic, dit is wie we zijn, inclusief de ongewenste schaamte.
'Dat zegt Agamben'. Of Levinas, de fenomenologen, de schrijvers, vul maar aan. Maar ik, wat zeg ik? Ik kijk naar mezelf met de ogen van de ander, in neurose en schaamte, en vind daar het ik dat zelf iets zegt. Het ik dat opstaat. Hoe staat dat ik op, hoe sta ik op? Gewoon, elke dag. Gotverdorie, gelukkig ook, ik ben er nog. Om mij heen wordt doorgevallen, afgezwoegd. Er wordt veel bewogen, vooral heen en weer bewogen. In mij beweegt dat ook allemaal heen en weer, hoorbaar en zichtbaar.
Ook hier, ook hier herhaalt dit zich, het herhaalt zich anders, in de blog. Ik had me voorgenomen deze blog eens een keer niet te schrijven en gotverdorie, nu schrijf ik hem toch. Ik verstuur hem niet, het voegt niets toe aan de wereld, of erger nog, het voegt ook nog eens iets toe, terwijl er al zoveel is. Maar je zult zien, je ziet het op dit moment, ik moet hem verstuurd hebben, anders las u dit niet.
Vorige week overkwam het me dat ik opstond en erachter kwam dat ik de avond ervoor een blog had geschreven en ook nog had verstuurd. Tjongejonge, het moet niet veel gekker worden.
Onderschat niet hoe belangrijk deze verwijzing is voor de definitie van Agamben van politiek als middelen zonder doel. Het gebaar heeft de vorm aangenomen van een tic, een meestal onsuccesvolle poging om spanningen te ontladen. Nogal ondoelmatig dus ook. Het gebaar, gesture, komt van het Latijnse gerere, dragen, dat vaak gebruikt wordt in politieke context, bellum gerere, res gerere, res gestae. Dit laatste, Res gestae, is ook de titel van Augustus die terugkeek op de verrichte daden in zijn leven.
Nu ga ik mezelf niet vergelijken met Augustus, althans niet meer dan dat ik iedereen vergelijk met Augustus. We zijn erfgenamen van Augustus en trouwens ook van Augustinus voorzover we verder gaan en ongewenste lasten dragen die we van ons willen afschudden maar die we in feite 'dragen', 'gerere'. Dat is de helft van de nieuwe subjectiviteit. Een subjectiviteit die zich dus uit in tics, neurotisch gedrag.
Er is ook schaamte in het geding. Dat was ook mijn onmiddellijke reactie toen mijn behulpzame persoon me wees op mijn tic. Ook schaamte maakt deel uit van, leidt ons naar de subjectiviteit achter de subjectiviteit als het ware. Dat zegt Agamben, Rimbaud volgend. Je est un autre. We komen er pas achter wie we zijn als iemand anders ons erop wijst. We kleuren rood, beseffen dat er een waarheid over ons gezegd wordt waar we zelf niet bij kunnen, maar in tweede instantie wel. Het is zo, we hebben de tic, dit is wie we zijn, inclusief de ongewenste schaamte.
'Dat zegt Agamben'. Of Levinas, de fenomenologen, de schrijvers, vul maar aan. Maar ik, wat zeg ik? Ik kijk naar mezelf met de ogen van de ander, in neurose en schaamte, en vind daar het ik dat zelf iets zegt. Het ik dat opstaat. Hoe staat dat ik op, hoe sta ik op? Gewoon, elke dag. Gotverdorie, gelukkig ook, ik ben er nog. Om mij heen wordt doorgevallen, afgezwoegd. Er wordt veel bewogen, vooral heen en weer bewogen. In mij beweegt dat ook allemaal heen en weer, hoorbaar en zichtbaar.
Ook hier, ook hier herhaalt dit zich, het herhaalt zich anders, in de blog. Ik had me voorgenomen deze blog eens een keer niet te schrijven en gotverdorie, nu schrijf ik hem toch. Ik verstuur hem niet, het voegt niets toe aan de wereld, of erger nog, het voegt ook nog eens iets toe, terwijl er al zoveel is. Maar je zult zien, je ziet het op dit moment, ik moet hem verstuurd hebben, anders las u dit niet.
Vorige week overkwam het me dat ik opstond en erachter kwam dat ik de avond ervoor een blog had geschreven en ook nog had verstuurd. Tjongejonge, het moet niet veel gekker worden.
vrijdag 13 januari 2017
De geboorte van Antonius op de dertiende
Ja, het is inderdaad wel schuifelen over die stoepen. We willen maar niet dansen, dit in weerwil van het advies van mijn coach destijds die zei dat ik het gevoel moest hebben dat ik over het ijs fietste, zonder na te denken, overeind blijvend. En in weerwil van mijn therapeut, die me zei dat ik het gemak van een lichte beschonkenheid moest ervaren, echter zonder me te beschenken.
Nog enkele dagen met sneeuwverwachting nieuwe kansen. In vol besef en bij gebrek aan beter heb ik mijn zwarte schoenen met gladde zool aan. Half lopend half glijdend bereik ik de bus. Onderweg, in woede, naar de Mediamarkt om dit verdomde kreng terug te geven of althans te zeggen waarom ik hem niet meer wil, dit hakbord met verschuivende cursor en ineens cijfers, q4alit6it in plaats van kwaliteit.
Vlak voor halte Rijnstraat probeer ik of niet toch het numerieke toetsenbord heb aanstaan. Dat blijkt het geval, kwaliteit is nu ineens weer gewoon kwaliteit. Ik spring de deur uit, tas rechts, laptop links, moet ineens nog uitchecken en sta met mijn ding in de sneeuw. Langzaam sluiten we weer vrede.
Vroeger sloeg ik een kruis in zo'n geval, voor Sint Antonius. Nu beloof ik Hanna Bervoets haar nieuwe boek te lezen over fuzzy's, de knuffels waarvan we echt kunnen houden, alsof de kleine Jezus van Antonius niet net zo'n fuzzy was, de pedo! Hoe dan ook hak ik nog even lekker door, nu met Fn F7 om het touchpad uit te schakelen dat me steeds ongewild verplaatste, terugwierp in mijn bewegingen.
Hier ben ik dan, al strompelend, op vrijdag de dertiende, neem me aan!
Nog enkele dagen met sneeuwverwachting nieuwe kansen. In vol besef en bij gebrek aan beter heb ik mijn zwarte schoenen met gladde zool aan. Half lopend half glijdend bereik ik de bus. Onderweg, in woede, naar de Mediamarkt om dit verdomde kreng terug te geven of althans te zeggen waarom ik hem niet meer wil, dit hakbord met verschuivende cursor en ineens cijfers, q4alit6it in plaats van kwaliteit.
Vlak voor halte Rijnstraat probeer ik of niet toch het numerieke toetsenbord heb aanstaan. Dat blijkt het geval, kwaliteit is nu ineens weer gewoon kwaliteit. Ik spring de deur uit, tas rechts, laptop links, moet ineens nog uitchecken en sta met mijn ding in de sneeuw. Langzaam sluiten we weer vrede.
Vroeger sloeg ik een kruis in zo'n geval, voor Sint Antonius. Nu beloof ik Hanna Bervoets haar nieuwe boek te lezen over fuzzy's, de knuffels waarvan we echt kunnen houden, alsof de kleine Jezus van Antonius niet net zo'n fuzzy was, de pedo! Hoe dan ook hak ik nog even lekker door, nu met Fn F7 om het touchpad uit te schakelen dat me steeds ongewild verplaatste, terugwierp in mijn bewegingen.
Hier ben ik dan, al strompelend, op vrijdag de dertiende, neem me aan!
Abonneren op:
Posts (Atom)