Aandoenlijk, die Jim Carrey in The Truman Show uit 1998. Ik
moet denken aan Nero wiens omgeving ook zo geregisseerd werd door zijn
moeder en zijn assistenten, onder wie Seneca, aan Willem Alexander en
eigenlijk iedereen die vanaf zijn geboorte in de openbaarheid stond.
De
film van Peter Weir staat bekend als satire. Maar ik vrees dat de film,
zoals eigenlijk elke satire, vooral wordt opgevat als de overdrijving
van een uitwas, dus de overdrijving van iets dat zelf al overdreven is.
Zo zullen ook de Annales van Tacitus vooral zijn opgevat als een boek over de Romeinse keizers en niet over alledaagse mensen.
Twee zaken blijven zo in de duisternis. The Truman Story
bevat behoorlijk saaie inhoud. De kijker amuseert zich met iets dat
maar matig amusant is. De tweede verduistering betreft de idee dat het
meest alledaagse leven ook een uitwas is. We zijn zo slecht opgewassen
tegen het alledaagse leven dat we iets zoeken dat nog alledaagser is, en
verbergen deze toevlucht voor onszelf door dit leven de vorm van een
reality show te geven.
Zo maakt het uiteindelijk
maar weinig uit met welke gedachten we naar de film zitten te kijken.
We raken ontroerd en geamuseerd door de show met zijn dubbele bodems. Of
we ontdekken een radicale kloof in de cultuur die zich zelfs kan
openbaren wanneer we via de film naar onszelf kijken. We lijken dan op
Seneca die zijn bijdrage aan de Nero-show moe is en ontslag indient.
Waarop Nero zegt: 'Maar nee, ik heb je nog te hard nodig!'
Zo leidt de satire ons binnen in het leven, ons alledaagse leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten