Zo vaak is het me overkomen (maar is het me wel overkomen?? is het niet eerder een kwestie van dat ik het aantrek of dat het uit mijn verbeelding voortspruit en vervolgens oneindig voortwoekert...) dat ik terugdenk aan die beloftevolle avond waarin met groot elan die of die schrijver werd bejubeld, dat of dat stuk cultuur. Of de plannen om aan dat of dat project te beginnen. Ik aan de slag daarna, lezen lezen, botsen, schrijven, opgeven...
Lange tijd later spreek ik diegene weer. Waar ik het over had. Ja, die en die schrijver, zeg ik. Dat plan. Ik begin al te vermoeden dat het meer in mij, nee op mij, op mijn rug in in mijn hersens, zit dan in hem, en zeker niet op hem, op zijn rug.
Wel is er inmiddels een andere cultuur, een ander project gaande, waar ik weer niets meer van weet. Of er heerst daar bij die ander diepe vrede, de zorg om balans. Of: succes, erkenning. Succes dus dat is voortgekomen uit verspreide stukken elan, een zekere lichtheid, de kunst van het vergeten. Wellicht ook verdrongen angsten, afgunst ook, maar lang geleden reeds overwonnen.
Model voor dit type cultuur staan het fietsen en het wijndrinken. Bij fietsen heeft achteromkijken geen zin. Bij wijndrinken zoek je het zwaartepunt van de cultuur in de voorbereiding en het begin. Geleidelijk maakt de inspanning plaats voor proeven, overgave, de tweede en derde indruk, het vergeten.
zaterdag 22 december 2012
zondag 2 december 2012
Dubbele wreedheid
Niet alleen bij Nietzsche, ook in ons alledaagse leven vind je dubbele reacties op wreedheid. Natuurlijk, we keuren het af als iemand ten onrechte wordt gestraft. Maar we vinden wel acceptabel dat er wreedheden worden begaan die voortvloeien uit goede daden, vooral als ze klein, onbedoeld of polyinterpretabel zijn.
Minder acceptabel is het als we genieten van deze wreedheid, hoe klein en noodzakelijk ook. Is die afkeuring houdbaar? Een ongenadig zelfonderzoek leert ons al gauw dat 'acceptabel vinden' een wel erg zwakke typering is van wat we voelen. Het is eerder een gevoel van lichte voldoening, die de gedaante aanneemt van een kleuring van ons oordeel, wederzijdse instemming, verontwaardiging over de ander die onze wreedheid verdient.
Nog een stap verder (maar wordt het onderzoek nu niet zelf te wreed?) en we zullen inzien dat we soms het genieten van onze wreedheid nodig hebben om ons leven te kunnen leiden. Het goede en rechtvaardige leven. Noem het een noodzakelijk middel, een prijs die we moeten betalen, omdat we nu eenmaal niet almachtig zijn maar toch doelen nastreven.
Het verbod op wreedheid ontkomt zelf niet aan deze logica. Integendeel, het verdrijft de wreedheid van de ander naar het onzichtbare waar ze ongestoord haar gang kan gaan. De wreedheid van het verbod zelf koestert zich voldaan in haar eigen veronderstelde rechtvaardigheid. Overigens: de wreedheid heeft zich nu verdubbeld.
Het nietzscheaanse verlangen naar een onderscheid tussen oorspronkelijke wreedheid en ressentiment zou je kunnen opvatten als het verlangen om de moraal te herstellen. Het moet nu een moraal worden waarin de wreedheid als component voorkomt. Maar Nietzsche weet zelf maar al te goed dat je op de eerste plaats wreed tegen jezelf moet zijn. Het is daarom alleen al nooit zeker of er wel een moraal kan voortkomen uit zo'n zelf, of het moest een dubbele moraal zijn.
En ons leven van alledag? Hier ligt de wreedheid voor het opscheppen. Maar pas op, zeg dat niet te hard en niet te vaak. Je maakt je tot slachtoffer van de meerderheid die jou als slachtoffer wil zien. Erger nog: je wordt slachtoffer van medestanders die de wreedheid jegens henzelf overal zien, om hun eigen wreedheid te rechtvaardigen. Doceren is doseren.
Minder acceptabel is het als we genieten van deze wreedheid, hoe klein en noodzakelijk ook. Is die afkeuring houdbaar? Een ongenadig zelfonderzoek leert ons al gauw dat 'acceptabel vinden' een wel erg zwakke typering is van wat we voelen. Het is eerder een gevoel van lichte voldoening, die de gedaante aanneemt van een kleuring van ons oordeel, wederzijdse instemming, verontwaardiging over de ander die onze wreedheid verdient.
Nog een stap verder (maar wordt het onderzoek nu niet zelf te wreed?) en we zullen inzien dat we soms het genieten van onze wreedheid nodig hebben om ons leven te kunnen leiden. Het goede en rechtvaardige leven. Noem het een noodzakelijk middel, een prijs die we moeten betalen, omdat we nu eenmaal niet almachtig zijn maar toch doelen nastreven.
Het verbod op wreedheid ontkomt zelf niet aan deze logica. Integendeel, het verdrijft de wreedheid van de ander naar het onzichtbare waar ze ongestoord haar gang kan gaan. De wreedheid van het verbod zelf koestert zich voldaan in haar eigen veronderstelde rechtvaardigheid. Overigens: de wreedheid heeft zich nu verdubbeld.
Het nietzscheaanse verlangen naar een onderscheid tussen oorspronkelijke wreedheid en ressentiment zou je kunnen opvatten als het verlangen om de moraal te herstellen. Het moet nu een moraal worden waarin de wreedheid als component voorkomt. Maar Nietzsche weet zelf maar al te goed dat je op de eerste plaats wreed tegen jezelf moet zijn. Het is daarom alleen al nooit zeker of er wel een moraal kan voortkomen uit zo'n zelf, of het moest een dubbele moraal zijn.
En ons leven van alledag? Hier ligt de wreedheid voor het opscheppen. Maar pas op, zeg dat niet te hard en niet te vaak. Je maakt je tot slachtoffer van de meerderheid die jou als slachtoffer wil zien. Erger nog: je wordt slachtoffer van medestanders die de wreedheid jegens henzelf overal zien, om hun eigen wreedheid te rechtvaardigen. Doceren is doseren.
woensdag 21 november 2012
Moet kunnen
Soms staat er een nieuwe De Botton op. Jules Evans is er zo een, en hij stond op.
Maar voor hij opstond, viel hij.
En misschien nog belangrijker: hij bleef liggen.
Hij moest wel, na die crash.
En misschien nog belangrijker: zijn ultieme ervaring ging weer voorbij.
Daarna werd het hard oefenen voor geluk, het bekende verhaal.
Hoe belangrijk is dit alles uiteindelijk?
Dat je ook nog een loser moet kunnen zijn, zoals vandaag weer wordt beweerd?
Maar voor hij opstond, viel hij.
En misschien nog belangrijker: hij bleef liggen.
Hij moest wel, na die crash.
En misschien nog belangrijker: zijn ultieme ervaring ging weer voorbij.
Daarna werd het hard oefenen voor geluk, het bekende verhaal.
Hoe belangrijk is dit alles uiteindelijk?
Dat je ook nog een loser moet kunnen zijn, zoals vandaag weer wordt beweerd?
zaterdag 10 november 2012
Intellectuele eerlijkheid
Het geweld ervaren is te moeilijk, je zit in de roes.
Het geweld ervaren is te makkelijk, je mag je er niet boven stellen.
Dingen mogen niet gemakkelijk zijn, zeggen intellectuelen.
Dingen moeten geen poeha hebben, zeggen de volksen.
Maar wat als een intellectueel zegt dat het geen poeha mag hebben (Kees Prins)?
Dan wordt hij volks.
De parodie slaat om in het model van het geparodieerde.
Kees Prins' Ajaxlied ontstond zodoende uit de vermijding van het te gemakkelijke.
(Te gemakkelijk zou zijn: een cabareteske parodie.)
Nu de parodie het echte Ajaxlied is geworden slaat ook Kees Prins zelf om: de intellectuele vrees om te gemakkelijk te zijn slaat om in de volkse trots dat je niet te moeilijk doet.
Bij de Lullo's werd het weer iets moeilijker. De onuitstaanbare echte Lullo's vonden de parodie helaas niet schokkend maar wel leuk.
Dat vond Kees Prins wel vervelend. Misschien omdat de echte Lullo's niet volks zijn, en misschien wel intellectueel.
We zitten nu met drie gegevenheden, drie perspectieven, drie manieren om het lied te zingen en de roes te ondergaan. Drie manieren om tot geweld over te gaan, als het geweld in de roes al zou worden waargenomen.
Oefening: beluister de drie stemmen.
Dit is mijn club, mijn ideaal,
dit is de mooiste club van allemaal.
Hier ligt mijn hart, mijn vreugde, mijn verdriet,
het kan dooien, het kan vriezen,
we kunnen winnen of verliezen,
maar een beet're club dan deze is er niet.
Het geweld ervaren is te makkelijk, je mag je er niet boven stellen.
Dingen mogen niet gemakkelijk zijn, zeggen intellectuelen.
Dingen moeten geen poeha hebben, zeggen de volksen.
Maar wat als een intellectueel zegt dat het geen poeha mag hebben (Kees Prins)?
Dan wordt hij volks.
De parodie slaat om in het model van het geparodieerde.
Kees Prins' Ajaxlied ontstond zodoende uit de vermijding van het te gemakkelijke.
(Te gemakkelijk zou zijn: een cabareteske parodie.)
Nu de parodie het echte Ajaxlied is geworden slaat ook Kees Prins zelf om: de intellectuele vrees om te gemakkelijk te zijn slaat om in de volkse trots dat je niet te moeilijk doet.
Bij de Lullo's werd het weer iets moeilijker. De onuitstaanbare echte Lullo's vonden de parodie helaas niet schokkend maar wel leuk.
Dat vond Kees Prins wel vervelend. Misschien omdat de echte Lullo's niet volks zijn, en misschien wel intellectueel.
We zitten nu met drie gegevenheden, drie perspectieven, drie manieren om het lied te zingen en de roes te ondergaan. Drie manieren om tot geweld over te gaan, als het geweld in de roes al zou worden waargenomen.
Oefening: beluister de drie stemmen.
Dit is mijn club, mijn ideaal,
dit is de mooiste club van allemaal.
Hier ligt mijn hart, mijn vreugde, mijn verdriet,
het kan dooien, het kan vriezen,
we kunnen winnen of verliezen,
maar een beet're club dan deze is er niet.
dinsdag 6 november 2012
E contrario
Oefenen, hoe zou je iets kunnen meemaken zonder te oefenen?
De leerpsycholoog vertelde over een jongen (denkbeeldige jongen) die na de wekker verder sliep. Een dag later zette hij de wekker uit toen hij wakker werd. Nog weer een dag later zette hij de wekker bij de deur zodat hij hem niet kon uitzetten. Hij gooide een schoen naar de wekker zodat hij uitging en sliep verder.
Zo paste deze (denkbeeldige) jongen in het model van Kolb waarin je blijft experimenteren om te leren. Een stabiel leerproces is een proces waarin niets gebeurt en de effecten dus ook hetzelfde zullen zijn als voorheen. Maar omdat er om je heen van alles blijft gebeuren, gebeurt er ook iets met jou en zul je dus blijven leren. En omgekeerd: leren is dat er van alles om je heen gebeurt. Zelfs je uitschakeling kan nog worden geïnterpreteerd als logisch samenhangende reactie, als leerervaring.
De logica waarbinnen de doorslapende (denkbeeldige) jongen blijft is dwingend en progressief. Zelfs als we opzichtig elke prikkel kaltstellen en onder het dekbed blijven liggen, liggen we nog te oefenen en te veranderen.
De dode: hij is op zijn muil gevallen. Hij zal er weer sterker uitkomen. Je kunt niet anders dan zo denken.
De leerpsycholoog vertelde over een jongen (denkbeeldige jongen) die na de wekker verder sliep. Een dag later zette hij de wekker uit toen hij wakker werd. Nog weer een dag later zette hij de wekker bij de deur zodat hij hem niet kon uitzetten. Hij gooide een schoen naar de wekker zodat hij uitging en sliep verder.
Zo paste deze (denkbeeldige) jongen in het model van Kolb waarin je blijft experimenteren om te leren. Een stabiel leerproces is een proces waarin niets gebeurt en de effecten dus ook hetzelfde zullen zijn als voorheen. Maar omdat er om je heen van alles blijft gebeuren, gebeurt er ook iets met jou en zul je dus blijven leren. En omgekeerd: leren is dat er van alles om je heen gebeurt. Zelfs je uitschakeling kan nog worden geïnterpreteerd als logisch samenhangende reactie, als leerervaring.
De logica waarbinnen de doorslapende (denkbeeldige) jongen blijft is dwingend en progressief. Zelfs als we opzichtig elke prikkel kaltstellen en onder het dekbed blijven liggen, liggen we nog te oefenen en te veranderen.
De dode: hij is op zijn muil gevallen. Hij zal er weer sterker uitkomen. Je kunt niet anders dan zo denken.
vrijdag 2 november 2012
Overname
Soms zie je ineens mensen van een eerdere werkkring waar je hebt moeten vertrekken.
Je loopt naar hen toe en schudt hun de hand.
Hoe gaat het met je? Snel daarna de ongemakkelijke stilte.
Ik ben het spook. Zij spelen het, om mij van mijn taak te ontlasten.
Zo kan ik de vriendelijke man zijn die ik zo graag ben.
Je loopt naar hen toe en schudt hun de hand.
Hoe gaat het met je? Snel daarna de ongemakkelijke stilte.
Ik ben het spook. Zij spelen het, om mij van mijn taak te ontlasten.
Zo kan ik de vriendelijke man zijn die ik zo graag ben.
zondag 28 oktober 2012
zaterdag 13 oktober 2012
Zelfschrijvende romans
Mijn eerste roman speelt zich af in het Wilhelminapark.
Hij gaat over
een bende mannen die elkaar beloftes blijven doen,
die elkaar verlokken tot vrouw
in meervoud,
uitruil en geheim,
honden uitlaten,
het lijk begraven,
geruchten echoën,
gasten parkeren,
overspel in auto's,
politieposten voor heersers,
voorgevels van huisbazen en
moeders op de rand van de
zandbak.
Mijn tweede roman vertrekt
uit de herenboerderij
van Hoogcruts.
Neven en nichten
die optreden op de buis
in excessieve zelfgave,
explosieve verrassing,
eminente talenten
in verband met
regionaal thuiskomen en
mondiaal uitzwerven,
novenen met rondgang
na amputatie
en de volgehouden
scheiding der broers.
Mijn derde roman
trekt zich af onder
vaderlijke dekens,
vanaf Plato's pedofilie
via Jezus tot de
humanisten van het
katholieke antislag
die hun beschermelingen
liefhebben en leiden
naar het etherisch licht,
tot zelfhaat wordt
geproefd en
uitgespuugd.
Aan u het uitdrukkelijke verzoek
het realisme van deze romans
optimaal te respecteren
en te volstaan met
het walsen van de wijn.
Hij gaat over
een bende mannen die elkaar beloftes blijven doen,
die elkaar verlokken tot vrouw
in meervoud,
uitruil en geheim,
honden uitlaten,
het lijk begraven,
geruchten echoën,
gasten parkeren,
overspel in auto's,
politieposten voor heersers,
voorgevels van huisbazen en
moeders op de rand van de
zandbak.
Mijn tweede roman vertrekt
uit de herenboerderij
van Hoogcruts.
Neven en nichten
die optreden op de buis
in excessieve zelfgave,
explosieve verrassing,
eminente talenten
in verband met
regionaal thuiskomen en
mondiaal uitzwerven,
novenen met rondgang
na amputatie
en de volgehouden
scheiding der broers.
Mijn derde roman
trekt zich af onder
vaderlijke dekens,
vanaf Plato's pedofilie
via Jezus tot de
humanisten van het
katholieke antislag
die hun beschermelingen
liefhebben en leiden
naar het etherisch licht,
tot zelfhaat wordt
geproefd en
uitgespuugd.
Aan u het uitdrukkelijke verzoek
het realisme van deze romans
optimaal te respecteren
en te volstaan met
het walsen van de wijn.
Come on
Jij doet tegenover mij je verhaal.
Je uniciteit is je eenzaamheid.
Hoe kunnen we dit handelen?
Er komen zoveel bruikbare tactieken voorbij.
Je kunt de situatie betrekken in je analyse
en laten uitwaaieren over Europa en alles daarbuiten.
Je kunt eten aan een tafel
waar iedereen en alles
voorbij komt.
Maar het geniaalst is
een zekere politesse,
die zich verraadt in je interesse,
waardoor de twee
zich verenigen tot een common.
Je uniciteit is je eenzaamheid.
Hoe kunnen we dit handelen?
Er komen zoveel bruikbare tactieken voorbij.
Je kunt de situatie betrekken in je analyse
en laten uitwaaieren over Europa en alles daarbuiten.
Je kunt eten aan een tafel
waar iedereen en alles
voorbij komt.
Maar het geniaalst is
een zekere politesse,
die zich verraadt in je interesse,
waardoor de twee
zich verenigen tot een common.
donderdag 4 oktober 2012
De perfecte voorbereiding
Stel, je gaat ergens onvoorbereid naar binnen.
Kijk, dan sta je al op achterstand.
Het is dan van belang jezelf te zijn.
Want ze merken het toch.
Stel, je gaat onvoorbereid de gymruimte in.
Kijk, dan loop je achter bij je voorbereiding.
Loop dus gewoon je voorbereiding binnen.
Niemand die het merkt.
Kijk, dan sta je al op achterstand.
Het is dan van belang jezelf te zijn.
Want ze merken het toch.
Stel, je gaat onvoorbereid de gymruimte in.
Kijk, dan loop je achter bij je voorbereiding.
Loop dus gewoon je voorbereiding binnen.
Niemand die het merkt.
donderdag 16 augustus 2012
De lat leggen
De lat weer heel hoog durven leggen.
Dat is het doel van het oefenen.
Of omgekeerd: het oefenen wordt geholpen door de lat heel hoog te leggen.
Eenmaal dit proces op gang gebracht, kan het doel worden verlegd.
Hoe oefen je je in dat waarin je toch al oefent?
Hoe leg je de lat zo dat die je uitnodigt er niet overheen of aan onderdoor te gaan?
Dat is het doel van het oefenen.
Of omgekeerd: het oefenen wordt geholpen door de lat heel hoog te leggen.
Eenmaal dit proces op gang gebracht, kan het doel worden verlegd.
Hoe oefen je je in dat waarin je toch al oefent?
Hoe leg je de lat zo dat die je uitnodigt er niet overheen of aan onderdoor te gaan?
vrijdag 20 juli 2012
Koan
Erg belangrijk in mijn proces is de ontdekking dat ik gevormd ben in een doublebind.
Wie niet? Maar dat terzijde.
Doe ik een voorstel,
zeg ik wat ik wil,
doe ik wat ze willen,
dan zeggen ze: nee, maar dat moet je zeker niet doen.
Maar luister eens: de ene doublebind is de andere niet. Luister eens! (belletje)
Er is geen doublebind als zodanig. Je oplossingen zijn trucjes.
Daarom nog eens: wat moet je doen?
Wie niet? Maar dat terzijde.
Doe ik een voorstel,
zeg ik wat ik wil,
doe ik wat ze willen,
dan zeggen ze: nee, maar dat moet je zeker niet doen.
Maar luister eens: de ene doublebind is de andere niet. Luister eens! (belletje)
Er is geen doublebind als zodanig. Je oplossingen zijn trucjes.
Daarom nog eens: wat moet je doen?
Hier draait het om
Iets in mezelf wilde draaien met de huurauto.
Ik raakte de heg en ik liep wat krasjes op.
Er ontvouwt zich een spel van vergroting en verkleining.
Het zijn maar krasjes.
Het zijn wel dure krasjes.
Het is maar een auto.
Het is wel categorie beschadiging zus en zo.
Het is maar geld.
Het is wel in plaats van dit en dat.
Het is maar uiterlijk.
Het is wel iets in mezelf dat bleef draaien.
Pieker niet, je kunt er niets aan veranderen.
Het is precies je onvermogen de auto te laten staan dat het heeft veroorzaakt.
Het is maar wat het is.
Het is wat je erbij voelt, denkt, fantaseert.
Ik stel me een idioot grote tollende wereld voor die vanuit dit kalme centrum draait, uitgeschoten en opgeslokt wordt.
Wat we de juiste proporties noemen is een distributiecentrum.
Ik raakte de heg en ik liep wat krasjes op.
Er ontvouwt zich een spel van vergroting en verkleining.
Het zijn maar krasjes.
Het zijn wel dure krasjes.
Het is maar een auto.
Het is wel categorie beschadiging zus en zo.
Het is maar geld.
Het is wel in plaats van dit en dat.
Het is maar uiterlijk.
Het is wel iets in mezelf dat bleef draaien.
Pieker niet, je kunt er niets aan veranderen.
Het is precies je onvermogen de auto te laten staan dat het heeft veroorzaakt.
Het is maar wat het is.
Het is wat je erbij voelt, denkt, fantaseert.
Ik stel me een idioot grote tollende wereld voor die vanuit dit kalme centrum draait, uitgeschoten en opgeslokt wordt.
Wat we de juiste proporties noemen is een distributiecentrum.
Zelfblazing
Oefening in narcisme.
Het boek van Jacques de Visscher over het groteske verwijst wel naar Bachtin en naar Zwart, maar niet naar mijn boeken.
Een gebeurtenis van formaat voor mij, maar wellicht niet voor iemand anders.
Zit in deze gebeurtenis een les voor mij verborgen? Of zou die suggestie nog steeds tezeer voortkomen uit de narcistische misleiding?
Gedachtenexperiment: het groteske is precies deze zelfopblazing die zicht biedt op de zelfuitblazing.
Het boek van Jacques de Visscher over het groteske verwijst wel naar Bachtin en naar Zwart, maar niet naar mijn boeken.
Een gebeurtenis van formaat voor mij, maar wellicht niet voor iemand anders.
Zit in deze gebeurtenis een les voor mij verborgen? Of zou die suggestie nog steeds tezeer voortkomen uit de narcistische misleiding?
Gedachtenexperiment: het groteske is precies deze zelfopblazing die zicht biedt op de zelfuitblazing.
Opwijzing
Er zijn van die wegwijzers die om de hoek staan.
En er zijn wegwijzers die je drie keer wijzen waar je naartoe moet.
En bij de vierde splitsing staan ze er ineens niet meer.
Je bent overgeleverd aan je ergernis.
Maar waar wijst dit nou allemaal op?
En er zijn wegwijzers die je drie keer wijzen waar je naartoe moet.
En bij de vierde splitsing staan ze er ineens niet meer.
Je bent overgeleverd aan je ergernis.
Maar waar wijst dit nou allemaal op?
vrijdag 22 juni 2012
Grotesk realisme revisited
In columns en thrillers bloeit iets wat je grotesk realisme zou kunnen noemen. De overdrijving is de overheersende stijlfiguur. Hij is komisch bedoeld, maar er zit iets eigenzinnigs aan, een dolgedraaide machine die doorgaat wanneer de lach uitblijft.
Sylvia Witteman, denk je dan meteen. Maar het zit overal, ook buiten de columns en thrillers.
Het dwingt me opnieuw het groteske realisme te overpeinzen met de nog steeds uitdagende theses van Bachtin. Het groteske realisme zou in de Oudheid en de Renaissance zijn hoogtepunt hebben beleefd. Onder invloed van het rationalisme is het verdund en veranderd van een wereldbevestigende lach in een vervreemdende, wereldnegerende instelling.
Ooit werd mij toegedacht dat ik Bachtin inzette om tegenwicht te bieden tegen het kritische intellectualisme in de filosofie (Simons, Het groteske van de taal, 1990).
Later heb ik Bachtin gepureerd met behulp van datzelfde kritische intellectualisme zodat er een benjaminiaans-derridiaans messianisme overbleef (Simons, Carnaval en terreur, 1996).
Is het mogelijk om vanuit Bachtin het groteske realisme in de media beter te begrijpen?
Als er een ding is wat me van Bachtin bijblijft is het zijn absolute geloof in gemeenschap en totaliteit. Het groteske realisme moet de afzonderlijke elementen van onze wereld weer helpen terugbrengen naar hun ware oorsprong en bestemming: het sociale en kosmische geheel.
Het schiet tekort om (zoals ik in 1996 misschien nog dacht) dat je het groteske realisme kunt gebruiken om totalitarisme te begrijpen en met behulp van dit begrip antitotalitaire politiek te bedrijven. Want zodra je dat doet roep je grotesk realisme weer in het leven. Bijvoorbeeld als weerstand tegen antihumanistische intimidatie. Niets is zo effectief om terreur te bestrijden als sociaal humanisme: samen lachen, relativeren, de warmte voelen van elkaars lichaam wanneer je wordt bedreigd.
Precies deze ervaring wordt dan weer ingezet om totalitaire of andere gewelddadige politiek te rechtvaardigen.
Daarom zou een volgende stap moeten zijn dat we het grotesk realisme als een neutrale figuur beschouwen. Er bestaan insecten, er bestaan machines, er bestaat grotesk realisme. Het vindt zijn weg, met en zonder onze lach, in allerlei vormen en vertakkingen, het laadt zich op en ontdoet zich van waarden en betekenissen.
En de messiaanse uitweg dan, het kruipgat? Gooien we het kind niet weg met het badwater?
Ik zou zeggen: je moet beslissen, en je moet alle opties openhouden als je de kans hebt. Naast het groteske realisme zijn er vele voertuigen die deze orakelachtige instelling brengen. Doe jezelf niet tekort, het grotesk realisme is niet dat sociale en kosmische geheel waarvoor het zich uitgeeft. Het is ook maar een element.
Sylvia Witteman, denk je dan meteen. Maar het zit overal, ook buiten de columns en thrillers.
Het dwingt me opnieuw het groteske realisme te overpeinzen met de nog steeds uitdagende theses van Bachtin. Het groteske realisme zou in de Oudheid en de Renaissance zijn hoogtepunt hebben beleefd. Onder invloed van het rationalisme is het verdund en veranderd van een wereldbevestigende lach in een vervreemdende, wereldnegerende instelling.
Ooit werd mij toegedacht dat ik Bachtin inzette om tegenwicht te bieden tegen het kritische intellectualisme in de filosofie (Simons, Het groteske van de taal, 1990).
Later heb ik Bachtin gepureerd met behulp van datzelfde kritische intellectualisme zodat er een benjaminiaans-derridiaans messianisme overbleef (Simons, Carnaval en terreur, 1996).
Is het mogelijk om vanuit Bachtin het groteske realisme in de media beter te begrijpen?
Als er een ding is wat me van Bachtin bijblijft is het zijn absolute geloof in gemeenschap en totaliteit. Het groteske realisme moet de afzonderlijke elementen van onze wereld weer helpen terugbrengen naar hun ware oorsprong en bestemming: het sociale en kosmische geheel.
Het schiet tekort om (zoals ik in 1996 misschien nog dacht) dat je het groteske realisme kunt gebruiken om totalitarisme te begrijpen en met behulp van dit begrip antitotalitaire politiek te bedrijven. Want zodra je dat doet roep je grotesk realisme weer in het leven. Bijvoorbeeld als weerstand tegen antihumanistische intimidatie. Niets is zo effectief om terreur te bestrijden als sociaal humanisme: samen lachen, relativeren, de warmte voelen van elkaars lichaam wanneer je wordt bedreigd.
Precies deze ervaring wordt dan weer ingezet om totalitaire of andere gewelddadige politiek te rechtvaardigen.
Daarom zou een volgende stap moeten zijn dat we het grotesk realisme als een neutrale figuur beschouwen. Er bestaan insecten, er bestaan machines, er bestaat grotesk realisme. Het vindt zijn weg, met en zonder onze lach, in allerlei vormen en vertakkingen, het laadt zich op en ontdoet zich van waarden en betekenissen.
En de messiaanse uitweg dan, het kruipgat? Gooien we het kind niet weg met het badwater?
Ik zou zeggen: je moet beslissen, en je moet alle opties openhouden als je de kans hebt. Naast het groteske realisme zijn er vele voertuigen die deze orakelachtige instelling brengen. Doe jezelf niet tekort, het grotesk realisme is niet dat sociale en kosmische geheel waarvoor het zich uitgeeft. Het is ook maar een element.
donderdag 21 juni 2012
Waar het om draait bij voetbal
Lang verheugde ik me op de analyses.
Totdat ik bedacht dat dat niet altijd zo was.
Destijds betroffen de analyses andere zaken dan voetbal.
Voetbal was er om de analyses te onderbreken.
Best wel hard eigenlijk, voor iemand die van analyses houdt.
The real thing, dat was toch het bewegende beeld.
Poppetjes die door het scherm schuiven.
Doordat ze schoven kon je je verzoenen met de stilstand.
De essentie van voetbal ligt nog steeds dichtbij.
Ze ligt net zozeer in het midden als de middenstip.
Taoïsme. Alles stroomt, wat stroomt is alles, is.
Terwijl ik dit schrijf is Tsjechië-Polen doorgegaan.
Er gebeurt steeds heel veel, maar vraag me niet wat.
De beweging is bedoeld om de absolute stilstand in de buurt te houden.
Zo is die stilstand draaglijk en kan hij zijn troostende werking uitoefenen.
Iedereen weet dit, het is ons gedeelde weten.
Alles draait hierom, (de middenstip).
Niet het doel, niet het ene zonder het andere.
Totdat ik bedacht dat dat niet altijd zo was.
Destijds betroffen de analyses andere zaken dan voetbal.
Voetbal was er om de analyses te onderbreken.
Best wel hard eigenlijk, voor iemand die van analyses houdt.
The real thing, dat was toch het bewegende beeld.
Poppetjes die door het scherm schuiven.
Doordat ze schoven kon je je verzoenen met de stilstand.
De essentie van voetbal ligt nog steeds dichtbij.
Ze ligt net zozeer in het midden als de middenstip.
Taoïsme. Alles stroomt, wat stroomt is alles, is.
Terwijl ik dit schrijf is Tsjechië-Polen doorgegaan.
Er gebeurt steeds heel veel, maar vraag me niet wat.
De beweging is bedoeld om de absolute stilstand in de buurt te houden.
Zo is die stilstand draaglijk en kan hij zijn troostende werking uitoefenen.
Iedereen weet dit, het is ons gedeelde weten.
Alles draait hierom, (de middenstip).
Niet het doel, niet het ene zonder het andere.
zaterdag 2 juni 2012
Alleen maar
Het leek me zo leuk om knullig te zijn.
Een zonderling.
Een stuntelaar.
Hij is wel heel goed, zeggen ze dan erbij.
Een idiot savant.
Voor dit en dat kun je het beste bij hem terecht.
Veel moeilijker, mensen,
is het om gewoon een stuntelaar te zijn.
Geen compensatiepunten.
En dat uithouden.
Een zonderling.
Een stuntelaar.
Hij is wel heel goed, zeggen ze dan erbij.
Een idiot savant.
Voor dit en dat kun je het beste bij hem terecht.
Veel moeilijker, mensen,
is het om gewoon een stuntelaar te zijn.
Geen compensatiepunten.
En dat uithouden.
donderdag 10 mei 2012
Vis plastica
Plastic, zo bleek vandaag weer, komt weer in beeld.
Het is dus een vorm van verdringing. Het belandt in de Pacific. Onderzoekers sporen het op en stellen opgelucht vast dat de hoeveelheid afgenomen is. Totdat ze erachter komen dat het opgegeten is door de vissen. Zo komt het plastic weer op ons bordje terecht.
Is er een link met het verhaal van Herodotos over Polykratos? Die kreeg het advies het dierbaarste wat hij bezat in zee te gooien. Hij koos voor zijn ring. Dat zou hem zoveel verdriet bezorgen dat er meer balans zou komen tussen zijn geluk en zijn verdriet. Uiteindelijk lukte deze truc niet, of hij lukte te goed. Vissers gaven de koning jaren later een grote vis cadeau die ze hadden gevangen. Toen ze de vis opensneden zat daar de ring in. Polykratos begreep toen dat het niet goed met hem zou aflopen.
Is er een verschil tussen positieve en negatieve recycling? Is een ring anders als je hem betast van rechts naar links in plaats van van links naar rechts?
Vertelt het verhaal niet eerder dat in deze ring de verrassing zijn eigen plaats heeft? Met andere woorden, als Polykrates 'begrijpt' dat het met hem slecht afloopt, moeten we dat begrijpen dan opvatten als een nieuwe illustratie van zijn slechte voorspellingsgaven? Of als een list van de verteller die al weet hoe het met hem zal aflopen?
Uiteindelijk kom je, als je de draad van de verhalen volgt, uit bij plastic. Plastic, de poging om de materie zo te vormen dat die daarna nog allerlei andere vormen kan aannemen. Je kunt je van het plasticprobleem willen ontdoen. Wat je dan overhoudt is in zekere zin ook plastic: een organicisme dat onder onze controle staat. Een plastic organicisme. En ook dat recyclet zich voortdurend.
Het is dus een vorm van verdringing. Het belandt in de Pacific. Onderzoekers sporen het op en stellen opgelucht vast dat de hoeveelheid afgenomen is. Totdat ze erachter komen dat het opgegeten is door de vissen. Zo komt het plastic weer op ons bordje terecht.
Is er een link met het verhaal van Herodotos over Polykratos? Die kreeg het advies het dierbaarste wat hij bezat in zee te gooien. Hij koos voor zijn ring. Dat zou hem zoveel verdriet bezorgen dat er meer balans zou komen tussen zijn geluk en zijn verdriet. Uiteindelijk lukte deze truc niet, of hij lukte te goed. Vissers gaven de koning jaren later een grote vis cadeau die ze hadden gevangen. Toen ze de vis opensneden zat daar de ring in. Polykratos begreep toen dat het niet goed met hem zou aflopen.
Is er een verschil tussen positieve en negatieve recycling? Is een ring anders als je hem betast van rechts naar links in plaats van van links naar rechts?
Vertelt het verhaal niet eerder dat in deze ring de verrassing zijn eigen plaats heeft? Met andere woorden, als Polykrates 'begrijpt' dat het met hem slecht afloopt, moeten we dat begrijpen dan opvatten als een nieuwe illustratie van zijn slechte voorspellingsgaven? Of als een list van de verteller die al weet hoe het met hem zal aflopen?
Uiteindelijk kom je, als je de draad van de verhalen volgt, uit bij plastic. Plastic, de poging om de materie zo te vormen dat die daarna nog allerlei andere vormen kan aannemen. Je kunt je van het plasticprobleem willen ontdoen. Wat je dan overhoudt is in zekere zin ook plastic: een organicisme dat onder onze controle staat. Een plastic organicisme. En ook dat recyclet zich voortdurend.
zondag 29 april 2012
Ach
Maart is typisch zo'n maand dat je voelt dat de ban gebroken is.
Dat je dat denkt betekent al dat het je teveel kan schelen.
Dus is alles op straat net een tikje te donker
met die zonnebril op sterkte.
De Ventolin had ik net weggegeven aan mijn vader.
Het is erg simpel om voor mezelf weer een nieuwe te halen.
Maar tegen de tijd dat ik hem in huis heb
zijn mijn luchtwegen al weer bijna hersteld.
Het maakt allemaal niet uit natuurlijk,
hooguit net dat beetje.
Dat je dat denkt betekent al dat het je teveel kan schelen.
Dus is alles op straat net een tikje te donker
met die zonnebril op sterkte.
De Ventolin had ik net weggegeven aan mijn vader.
Het is erg simpel om voor mezelf weer een nieuwe te halen.
Maar tegen de tijd dat ik hem in huis heb
zijn mijn luchtwegen al weer bijna hersteld.
Het maakt allemaal niet uit natuurlijk,
hooguit net dat beetje.
Kind
Ik volgde het tuinpad van
mijn vader
en dacht dat het voorgoed
voorbij zou gaan.
In de literatuur
haal ik voorlopig
meer adem.
Alles komt nu aan
op de juiste dosis.
mijn vader
en dacht dat het voorgoed
voorbij zou gaan.
In de literatuur
haal ik voorlopig
meer adem.
Alles komt nu aan
op de juiste dosis.
Eindelijk alleen
Je kunt eersteklas gaan zitten.
Je kunt later instappen.
Je kunt een trein later.
Je kunt bij anderen gaan zitten.
Je kunt achteruit reizen.
Je kunt je ogen dichtdoen.
Je kunt oortjes indoen.
Je kunt gaan zitten werken.
Je kunt alles voorbij laten gaan.
Je kunt je in de ontmoeting storten.
Geheel vertrouwend op de kreukzone.
Je kunt later instappen.
Je kunt een trein later.
Je kunt bij anderen gaan zitten.
Je kunt achteruit reizen.
Je kunt je ogen dichtdoen.
Je kunt oortjes indoen.
Je kunt gaan zitten werken.
Je kunt alles voorbij laten gaan.
Je kunt je in de ontmoeting storten.
Geheel vertrouwend op de kreukzone.
zaterdag 28 april 2012
Een nieuw leven
Het is grappig als je bij
een kerk hoort
dat je een nieuw leven kunt beginnen
dat je naar de stad van weleer gaat
en daar buiten de kerk
dat nieuwe leven begint,
zoals deze pastor.
Maar wie vertelt me dat ons leven
buiten de kerk niet
ook zo'n nieuw leven is
dat toch verdacht veel lijkt op
opnieuw leven?
Temeer daar we in een kerk
het afscheid stonden te bezingen
van zijn oud-collega
die nu hij gestopt was
kon doorgaan voor levenskunstenaar?
Waar de pastor expert is in nieuw begin
is de kunstenaar uit op voltooiing.
Waarom niet beide combineren
in een nieuw leven als afronding
van je zo evident
onaffe leven?
Beter zo dan andersom.
Je moet toch niet denken
aan een lam,
een voltooiing
die gezet wordt op een leven
dat zijn bestemming al gevonden had.
een kerk hoort
dat je een nieuw leven kunt beginnen
dat je naar de stad van weleer gaat
en daar buiten de kerk
dat nieuwe leven begint,
zoals deze pastor.
Maar wie vertelt me dat ons leven
buiten de kerk niet
ook zo'n nieuw leven is
dat toch verdacht veel lijkt op
opnieuw leven?
Temeer daar we in een kerk
het afscheid stonden te bezingen
van zijn oud-collega
die nu hij gestopt was
kon doorgaan voor levenskunstenaar?
Waar de pastor expert is in nieuw begin
is de kunstenaar uit op voltooiing.
Waarom niet beide combineren
in een nieuw leven als afronding
van je zo evident
onaffe leven?
Beter zo dan andersom.
Je moet toch niet denken
aan een lam,
een voltooiing
die gezet wordt op een leven
dat zijn bestemming al gevonden had.
dinsdag 17 april 2012
Ander antwoord
Dat er een ander antwoord komt is een ervaring.
Die ervaring maakt duidelijk wat het antwoord is.
Er is altijd een antwoord, overal is altijd een antwoord op.
En dan is er ineens een ander antwoord.
Klopte er iets niet aan het ene antwoord, of aan de vraag?
Of klopt het altijd al, maar wordt die reeks nu doorbroken?
Het zou allemaal kunnen, maar er komt niets dan een antwoord op deze vragen.
En dat antwoord is niet het antwoord.
Het is een ander antwoord.
Het valt des te meer op omdat je toch steeds antwoorden ziet.
Het zijn toch geen andere antwoorden.
Je kunt het volgen, het is het ene antwoord tegen het andere.
Zo gemakkelijk kan het zijn.
Maar dat andere antwoord wijst altijd terug.
Het heeft gevolgen voor wat eraan voorafging.
Het brokkelt langzaam af tot een ontwijkende vraag.
Geen wonder dat er een ander antwoord kwam,
achteraf bezien.
Die ervaring maakt duidelijk wat het antwoord is.
Er is altijd een antwoord, overal is altijd een antwoord op.
En dan is er ineens een ander antwoord.
Klopte er iets niet aan het ene antwoord, of aan de vraag?
Of klopt het altijd al, maar wordt die reeks nu doorbroken?
Het zou allemaal kunnen, maar er komt niets dan een antwoord op deze vragen.
En dat antwoord is niet het antwoord.
Het is een ander antwoord.
Het valt des te meer op omdat je toch steeds antwoorden ziet.
Het zijn toch geen andere antwoorden.
Je kunt het volgen, het is het ene antwoord tegen het andere.
Zo gemakkelijk kan het zijn.
Maar dat andere antwoord wijst altijd terug.
Het heeft gevolgen voor wat eraan voorafging.
Het brokkelt langzaam af tot een ontwijkende vraag.
Geen wonder dat er een ander antwoord kwam,
achteraf bezien.
zaterdag 7 april 2012
Tros
(man rekent af bij de kassa)
- Heeft u ook VPRO-tomaten?
(niet-begrijpende blik van kassameisje)
- Ja, VPRO-tomaten?
(ik kijk naar man in kwestie)
- Jullie hebben trostomaten. Maar heb je ook VPRO-tomaten?
(aahh.. op die fiets. Meisje reageert niet, ik wel:)
- Nu begrijp ik u, meneer, vandaar uw rode jas.
- Hoe bedoelt u?
- Ja, vanwege die tomaten, daarom hebt u een rode jas aan.
(meisje achter de kassa lacht schaapachtig)
- Ha, je kunt er ook mee gooien.
- Hoe meer omroepen, hoe meer je kunt gooien.
(man is al weg)
- Prettige dag verder.
- Heeft u ook VPRO-tomaten?
(niet-begrijpende blik van kassameisje)
- Ja, VPRO-tomaten?
(ik kijk naar man in kwestie)
- Jullie hebben trostomaten. Maar heb je ook VPRO-tomaten?
(aahh.. op die fiets. Meisje reageert niet, ik wel:)
- Nu begrijp ik u, meneer, vandaar uw rode jas.
- Hoe bedoelt u?
- Ja, vanwege die tomaten, daarom hebt u een rode jas aan.
(meisje achter de kassa lacht schaapachtig)
- Ha, je kunt er ook mee gooien.
- Hoe meer omroepen, hoe meer je kunt gooien.
(man is al weg)
- Prettige dag verder.
vrijdag 9 maart 2012
Symmachie
Bureaucratie schept een band. Daarvoor is nodig dat je niet meteen wordt geholpen. Hoe zit dat?
Uit het oogpunt van efficiëntie is toch juist wel nodig dat je snel wordt geholpen? Om die efficiëntie ook in het hoofd te krijgen van de medewerker is marktwerking nodig. Dus splitsing van organisaties. Dus word je niet geholpen, maar doorverwezen, afgepoeierd, aan het lijntje gehouden. Het is immers in jouw belang dat de organisatie efficiënt is, niet de bediening van het individu.
Maar efficiëntie kan ook betekenen dat de organisatie, in de persoon van deze of gene medewerker, jou helpt. Ja zelfs tegen de moloch waarvan hij dienst uitmaakt. En zo heb je dan ineens een medestrijder in de jungle. Een helper die dichter bij de macht staat en echt iets voor je kan betekenen.
Het is mooi wanneer die medewerker het printerbedrijf belt. Hij wordt ineens zelf doorverwezen, belandt uiteindelijk in India en hangt na 3 muziekjes zwijgend op. Je dunne, terloopse glimlach deel je met deze man.
Hij bestelt je tonercassette dan maar rechtstreeks via internet.
'Had je deze service verwacht?' zegt hij empathisch en trots.
Ook hartverwarmend is het telefoongesprek met de NS-medewerker voor wie de OV-chipsorganisatie onbereikbaar is, hoewel hij jouw onuitleesbare pas ter vervanging daarheen heeft moeten sturen. Hij adviseert je te liegen over die pas en te zeggen dat je hem kwijt bent. Een ander die je helpt verstrekt uiteindelijk een opdracht aan de ICT-afdeling waarmee weer een nieuw proces in gang wordt gezet, met nieuwe hoop en nieuwe verrassingen. Hij stuurt je zolang een reservekaart. Ik zeg dat het al de derde is omdat het al drie maanden speelt. En hij: 'Zo lang al? Terwijl het toch om een heel simpele kwestie gaat!'
Ik glunderen. Mag ik uw naam noteren? Michel Slof schrijf ik onder T. Beeksma, Sebastiaan Weien.
Uit het oogpunt van efficiëntie is toch juist wel nodig dat je snel wordt geholpen? Om die efficiëntie ook in het hoofd te krijgen van de medewerker is marktwerking nodig. Dus splitsing van organisaties. Dus word je niet geholpen, maar doorverwezen, afgepoeierd, aan het lijntje gehouden. Het is immers in jouw belang dat de organisatie efficiënt is, niet de bediening van het individu.
Maar efficiëntie kan ook betekenen dat de organisatie, in de persoon van deze of gene medewerker, jou helpt. Ja zelfs tegen de moloch waarvan hij dienst uitmaakt. En zo heb je dan ineens een medestrijder in de jungle. Een helper die dichter bij de macht staat en echt iets voor je kan betekenen.
Het is mooi wanneer die medewerker het printerbedrijf belt. Hij wordt ineens zelf doorverwezen, belandt uiteindelijk in India en hangt na 3 muziekjes zwijgend op. Je dunne, terloopse glimlach deel je met deze man.
Hij bestelt je tonercassette dan maar rechtstreeks via internet.
'Had je deze service verwacht?' zegt hij empathisch en trots.
Ook hartverwarmend is het telefoongesprek met de NS-medewerker voor wie de OV-chipsorganisatie onbereikbaar is, hoewel hij jouw onuitleesbare pas ter vervanging daarheen heeft moeten sturen. Hij adviseert je te liegen over die pas en te zeggen dat je hem kwijt bent. Een ander die je helpt verstrekt uiteindelijk een opdracht aan de ICT-afdeling waarmee weer een nieuw proces in gang wordt gezet, met nieuwe hoop en nieuwe verrassingen. Hij stuurt je zolang een reservekaart. Ik zeg dat het al de derde is omdat het al drie maanden speelt. En hij: 'Zo lang al? Terwijl het toch om een heel simpele kwestie gaat!'
Ik glunderen. Mag ik uw naam noteren? Michel Slof schrijf ik onder T. Beeksma, Sebastiaan Weien.
maandag 6 februari 2012
Je vous téléphone
Ha beste lezer, bij Derrida las ik dat de adressant van zijn ansichtkaarten dood is. In analytische zin dan. Iedereen is sterfelijk, en iedereen gaat dood terwijl de woorden van zijn berichten nog bestaan. En wie weet - uitsluiten kun je dat nooit - zijn jij en ik ook dood als deze woorden nog ergens in een virtuele ruimte rondzweven. Nee, niet in die zin ben je dood. Het gaat om de bestemming die niet bereikt wordt met zijn bericht, laat staan dit bericht. Hij kan eventueel gemist worden en wordt dus ook gemist. In die zin is de adressant als bestemde van een bericht als dit dood.
Nu is het nog een hele stap om dat ook vol te houden in de jij-vorm. Hoewel Derrida die jij-vorm in zijn ansichtkaarten wel gebruikt zegt hij tegen de jij dat die het levend bewijs is dat de brief niet bij zijn bestemming aankomt. Het is dus een wederzijdse dood die het leven zeker niet uitsluit. Jij bent dood voor dit bericht, omdat dit bericht er niet zeker van kan zijn dat het jou bereikt. En dit bericht is dood, dode letter, omdat het onleesbaar wordt naarmate jij een werkelijke lezer wordt. Zo zou je dus kunnen zeggen: 'I kill you', en ik maak deze letters onleesbaar.
Ware ik Derrida, dan kon ik dat zeggen. Maar hebben zijn letters mij wel bereikt? Zou ik niet een adressant van zijn bericht kunnen zijn en in die zin onmogelijk?
Ik besluit het anders op te vatten. Het is een wijze les die ik omsmeed tot een oefening in wat ik zoal meemaak. Ik schrijf voor jou, voor niemand anders. Het is alsof ik niet een wijze les illustreer met een experiment waar jij niets mee te schaften hebt behalve als doodverklaard einde van deze zwakke illustratie. Het is alsof jij dit leest en ik ervan droom, een geleend leven, een quasi-leven dat voorwaarde is voor een leven dat zich hier en nu - laat me nog even - voltrekt bij jou als lezer.
Nu is het nog een hele stap om dat ook vol te houden in de jij-vorm. Hoewel Derrida die jij-vorm in zijn ansichtkaarten wel gebruikt zegt hij tegen de jij dat die het levend bewijs is dat de brief niet bij zijn bestemming aankomt. Het is dus een wederzijdse dood die het leven zeker niet uitsluit. Jij bent dood voor dit bericht, omdat dit bericht er niet zeker van kan zijn dat het jou bereikt. En dit bericht is dood, dode letter, omdat het onleesbaar wordt naarmate jij een werkelijke lezer wordt. Zo zou je dus kunnen zeggen: 'I kill you', en ik maak deze letters onleesbaar.
Ware ik Derrida, dan kon ik dat zeggen. Maar hebben zijn letters mij wel bereikt? Zou ik niet een adressant van zijn bericht kunnen zijn en in die zin onmogelijk?
Ik besluit het anders op te vatten. Het is een wijze les die ik omsmeed tot een oefening in wat ik zoal meemaak. Ik schrijf voor jou, voor niemand anders. Het is alsof ik niet een wijze les illustreer met een experiment waar jij niets mee te schaften hebt behalve als doodverklaard einde van deze zwakke illustratie. Het is alsof jij dit leest en ik ervan droom, een geleend leven, een quasi-leven dat voorwaarde is voor een leven dat zich hier en nu - laat me nog even - voltrekt bij jou als lezer.
Abonneren op:
Posts (Atom)