Geleidelijk begin ik door te krijgen waarbinnen ik me bevind. Gestart vanuit een kritiek op de levenskunst heb ik geprobeerd hier op advies van enkele vrienden een beetje afstand te nemen van het filosofische taalgebruik en een 'ik' in het veld te brengen, als narratieve en zelfs anecdotische figuur. Dat moest wel stranden, hetgeen volop gebeurde. U was er getuige van of had dat kunnen zijn.
Onlangs pas kwam ik via glijbaan Agamben weer terecht bij het paradigma Foucault-Deleuze en bij een denken over het leven dat niet gericht is op een doel, en in die zin ook niet de doelgerichtheid van een kunstwerk. Vanuit Agamben werd ook de esthetische blik bekritiseerd als poitiek verdacht. Het paradigma dat overbleef was gelieerd aan Plato's epimeleia, de zorg of oefening in leven en dood. Her leven plooit zich over zichzelf, bijvoorbeeld in een zgn vrijheidspraktijk.
Vroeg of laat zie je bij Agamben weer verwijzingen naar Levinas, bij wie de transcendentie nooit afgezworen wordt, en gewonnen wordt, ook weer vanuit onder andere Plato, maar dan in diens idee van het Goede aan gene zijde van het zijn. Beide paradigma's, dat van Foucaults Plato en van Levinas' Plato, zie je verknoopt raken bij natuurlijk Plato zelf, bij Heidegger en bij Derrida.
Zo word ik dus geplet tussen twee Plato's. Ik ben nu bezig te volgen hoe Levinas zich hieruit redt, geholpen door mijn goede vriend Leo. Beide schrijvers kiezen hun vertrekpunt buiten de filosofie, maar zijn bereid het een en ander te volgen, te gebruiken en erover te reflecteren.
Ik geef een leesverslag in actu, onderweg soms als een zwervende Jood, nu in een Grand Café in Den Bosch, lezend en schrijvend met vooral digitale middelen. Uitleg hoort bij de formule, maar op zijn Senecaas, we leren door uit te leggen.
Maakt u zich geen zorgen, in beide paradigma's is het weten niet voorondersteld, het gaat om een 'Ken jezelf', waarbij dat zelf altijd weer verrassend anders is, 'Je est un autre', zoals ik ooit las met Leo bij Rimbaud in Londen. En alle klinkers hebben kleuren. Zo staat er ook nog een rekening open met Hein van de trein, die Buber leest, en zwicht voor diens mooie poëtische taal. Vragen zullen nog opkomen als: is Levinas' taal dan niet poëtisch? En welke betekenis kent hij toe aan poëzie, bijvoorbeeld die van Buber?
Om nog te zwijgen van Marc in El Yagüel, met wie ik al vele correspondenties rond Levinas heb gevoerd, en ooit het leesgroepje rond talmoedicus Marcel Poorthuis, mijn afdelingsleidster Minke die Levinas wil gaan lezen en gebruiken, Rudi Visker die me imponeerde en John Luijs wiens geest door Leo werd opgeroepen in verband met Levinas in Dubrovnik... Evenzovele aanleidingen tot weer andere antwoorden, andere verantwoordelijkheden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten