zaterdag 7 november 2015

De huid van Nessus

Een vriend mailde me een tijdje geleden dat ik in mijn blogs steeds weer een andere bril op zet. Nu eens Derrida, dan weer Agamben, en nu dus Levinas. Die metafoor herinnert me aan een sleutelcitaat van Bachtin dat ik lange tijd gebruikte om te begrijpen hoe je je personage als schrijver inzet. Inderdaad, Bachtin heb ik ook langere tijd gebruikt als een bril. Zelf schreef hij dat je voor ogen moet houden dat het personage niet een werkelijke persoon voorstelt. In literatuur neemt de schrijver de ander op zich die al gestorven is, als een masker. Ik vat dat zo op dat het niet uitmaakt of die ander werkelijk gestorven is. Het gaat om zijn dood als een mogelijkheid die in en door de literatuur al op een bepaalde manier is gerealiseerd.

Die ander is dus niet zozeer mijn bril, als wel zijn huid, zijn huid die ik als kledingstuk op me neem, zoals Herakles de leeuwenhuid droeg, en zoals Aeneas met die leeuwenhuid als het ware Herakles droeg, samen met zijn nog levende, maar virtueel al gestorven vader. Assumptie of investituur zouden hier de kernwoorden kunnen zijn. Mijn kwestie die ik hier - cognitief en performatief - aan de orde stel is hoe ik Levinas kan dragen, ondersteunen, verdragen ook (Levinas spreekt van 'supporter'), of evenzeer: hoe ik hem al draag en verdraag, enige decennia lang inmiddels.

Bij Levinas kun je verwachten dat die logica van Bachtin, gemaskeerd of niet, ergens opduikt, vanwege zijn liefde voor Russische literatuur en zijn teruggaan naar de gedeelde bronnen, de Griekse mythe en filosofie.

Welnu, Levinas spreekt van Nessus, 'la tunique de Nessus'. Daarmee verwijst hij indirect naar Herakles, maar zeker niet naar diens leeuwenhuid. Nessus was een centaur die reizigers over de rivier moest brengen, een 'supporter' dus. Herakles liet zijn vrouw Deianeira dragen, terwijl hij zelf zonder hulp liep of zwom. Nessus probeerde Deianeira te verkrachten, waarop Herakles hem doodschoot met een gifpijl. Maar voordat Nessus stierf gaf hij Deianeira zijn met het giftige bloed besmeurde hemd, buiten medeweten van haar man, en zei dat Herakles haar eeuwig trouw zou blijven wanneer hij het hemd zou aandoen.

Later bedroog Herakles zijn vrouw, waarop zij hem het hemd stuurde, als geschenk. Toen Herakles het hemd aantrok, bleek het bloed hem helemaal te verbranden. Herakles leed helse pijnen maar bezweek daar niet aan. Hij moest iemand anders vragen hem te doden.

Het giftige geschenk dat dodelijk is, zonder de zelfmoord als uitweg te hebben. Dat giftige geschenk komt evenzeer van de centaur als van Herakles zelf, en in derde instantie ook van Deianeira.

Levinas:
L'irremissible culpabilité à l'égard du prochain est comme la tunique de Nessus de ma peau. (139)
Het is dus niet weldadig voor je wanneer je je bekleedt met de mantel van de naaste. Je bent schuldig en boet voor de naaste. In het geval van Herakles is het maar de vraag of het inderdaad de naaste is, en of je daar evenzeer Deaineira als Nessus mee kan aanduiden. Of Herakles zelf dus. Maar Levinas is zich zeer bewust van de problematiek van het zelf, en gebruikt deze verwijzing als bruggetje naar de paragraaf over le Soi.

Een paar bladzijden eerder al komen we Nessus tegen, in verband met weer een andere bron van Levinas, Heidegger. Het gaat daar over de Angst die, zoals we weten, bij Heidegger de opening tot de metafysica is. De Angst verwijst naar de vorm (idee) die het Zijn bepaalt, maar altijd te krap is voor dat Zijn. Dat geldt ook voor de manifestatie, ook deze is te krap voor het Zijn. Levinas:
Sous les espèces anthropologiques de l'être fini - entendu comme être existant-pour-Ia-mort, se produirait donc la disproportion entre I'être et sa phénomenalité, le fait que l'être est à l'étroit dans sa manifestation. La mesure de la détermination serait aussi la mauvaise mesure d'une tunique de Nessus. (137n.)
Je zou van deze verwijzing een komisch theater kunnen maken: de brede centaur die zijn hemd (mantel, tuniek) via Deianeira aan Herakles bezorgt en hem te krap zit, of de ontologie van Heidegger die Levinas te krap zit waardoor hij het zijn moet uitbreiden naar een 'anders dan zijn'.

Maar dan zouden we het vergiftigde bloed vergeten dat het echte probleem van deze mantel vormt. De mantel van de ander is dodelijk, hij begiftigt ons met een schuld waarvan we ons niet kunnen bevrijden ('dérober', letterlijk ont-mantelen), zoals Levinas zoals gezegd ons twee bladzijden verder uitlegt. Ook niet door er een komedie of tragedie van te maken. Ook hier is de ernst de toon die de muziek maakt, de ernst van het voor-de-ander.

Geen komedie, geen tragedie. Het gaat niet om overleven (hoofdmotief van de komedie) en ook niet om het fatale sterven. Net als Herakles lijden we door de mantel zonder onze eigen dood te kunnen kiezen. En het is precies de Angst van Heidegger die Levinas hier inzet om dat te verduidelijken. Het is immers de Angst die ons uitzicht biedt op bevrijding, op de zelfgekozen dood die ons verlost van het Zijn en waardoor we het ruime sop kunnen kiezen, het sop van het niet-zijn. En het is dus die krapte, de Angst als te krappe mantel van het Zijn, die ons deze uitweg verhindert:
Par contre, en tant qu'étroitesse de l'"allée dans Ie plein" l'anxiété est la récurrence du soi-même, mais sans évasion, sans dérobade: c'est-à-dire une responsabilité plus forte que la mort et que Platon, à sa façon, affirme dans Ie Phédon en condamnant le suicide (62b).
Ja, het is ook de angst (de werkelijke dan wel virtuele) van Sokrates, hier Plato genoemd (Plato die hier Sokrates op zijn schouders neemt?), de Sokrates dus van de gifbeker, het farmakon (vergif, geneesmiddel). Vergeten zijn even Herakles en de animalité van de centaur, we zijn hier weer op het - schijnbaar - veilige gebied van Plato en de metafysica.

Schijnbaar, want we weten nu dus ook - dankzij Levinas, en dankzij Nessus -, dat de idee en wellicht ook Plato's veroordeling te krap zijn voor het zijn, en dat precies die krapte de kans biedt tot een verantwoordelijkheid sans dérobade, een verantwoordelijkheid waarbij we de giftige mantel aanhouden terwijl ons bloed in brand staat.

Het gaat niet om de veroordeling, het gaat om iets waarmee we opgezadeld zitten. Iets dat we moeten supporter, dragen, verdragen, ondersteunen zelfs. In mijn geval Levinas met zijn voor mij onacceptabele transcendentie en zijn onacceptabele veroordeling van de ontsnappingsmogelijkheid, vluchtroute, 'kruipgat'.

Misschien ben ik inmiddels wel van iets anders bevrijd, namelijk van de kwestie hoe ik van Levinas af kan komen. Lange tijd heb ik gedacht dat ik via Derrida, Bachtin, de literatuur, tegenwicht kon bieden aan dat enorme schuldbesef dat je de ander altijd tekort doet. Het moet mogelijk zijn om Levinas zo te deconstrueren (Derrida) of liefdevol te beschouwen (Bachtin) dat die verantwoordelijkheid minder pijn doet. En dat ik weer beter ga slapen.

Al die uitwegen zijn geblokkeerd, nu ik Autrement qu'être lees en besef dat ik dat zelf doe, of althans iets in mezelf, het soi dat volgens mijzelf allerminst een vrij kiezend en almachtig ik is. Bachtin: 'Er is geen alibi in het zijn.' Derrida: 'Ik stem onvoorwaardelijk in met alles wat Levinas zegt.' Levinas, onze mantel van Nessus.

Het probleem is dus niet: hoe komen we van Levinas en de verantwoordelijkheid af? Maar: hoe nu verder? Hoe lang is mijn adem, moet mijn adem zijn, om deze blogserie nog voort te zetten, en vooral: wat is de betekenis ervan, nu we weten dat achter mijn theatrale geste de oprechtheid schuilgaat, en in mijn schenkende geste het gif van Nessus en Herakles, het gif van de ander en het zelf?

Hoe kunnen we, algemener gesteld, de toekomst anders opvatten dan als ontsnapping, anders ook dan als trouw aan het fatum? Die kwestie zal in en tussen de regels worden hernomen, dat kan haast niet anders.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten