Na de aanslagen van gisteren in Parijs toont de Levinassiaanse otage weer zijn niet-theoretische gezicht. Gijzeling betekent nu (niet geheel verrassend) dat honderd jongeren een voor een worden neergeknald en dat de gijzelnemers een paar kreten slaken, 'Dit is wraak voor Syrië', en 'Allah Akhbar'. Als dit iets te maken heeft met 'een godsdienst voor volwassenen' (Levinas), dan is het moeilijk om dit niet op een ironische of sarcastische manier te begrijpen.
Waarom Parijs? vroegen mijn beide dochters me vanochtend. Die vraag suggereert nog een logica, dus ontologie, dus geen 'autrement qu'être'. Ja, Frankrijk doet sinds september mee met de bombardementen in Syrië. Dan kun je rekenen op wraak. Vorige week het Russische vliegtuig, nu dan de Fransen, en wie weet wie ze daarna aanpakken.
Maar misschien moeten we dus op een niet alleen maar logische manier naar de aanslagen kijken, niet alleen met het doel om ze te begrijpen. De gijzeling maakt niet alleen iets duidelijk, er speelt nog iets anders, iets anders dan zijn.
Aanvaarden dat transcendentie betekenis heeft, betekent dat we bij gijzeling wellicht worden geraakt door iets onbegrijpelijks, zeker als we dat onbegrijpelijke, betekenisvolle met Levinas karakteriseren als 'gijzeling'. Gijzeling is datgene wat ons verstoort in ons begrijpen.
Zou ik de gijzeling durven te betitelen als 'oefening', oefening in wat ik zoal meemaak? Nee, dat durf ik niet, ik zou eerder geneigd zijn Levinas te volgen in zijn afwijzing van oefening, verbetering en correctie als iets dat ons bestaan fundeert of rechtvaardigt. Het zou pervers zijn om bij de gijzeling het woord oefening in de mond te nemen.
Toch zit er in de gijzeling, de gijzeling van Parijs zoals ze aan ons in de media verschijnt, iets secundairs, ze is ook volgens de filosofie van Levinas een herhaling van iets dat eraan voorafgaat. Ze vraagt om filosofische reductie. We moeten ons dus afvragen wat de gijzeling achter deze gijzeling is, het 'pour autrui' en de 'proximité' die aan deze gijzeling voorafgaat. Met aarzeling, heel veel aarzeling, zou ik de Parijse gijzeling een oefening kunnen noemen, in de zin dat ze niet kan worden geïdentificeerd met datgene waarvan ze een herhaling is.
Misschien is datgene wat in dit geval oefening is wel bij uitstek de filosofie, het denken. In het geval van Levinas is dat de réduction. De gijzeling in Parijs is slechts een gijzeling voorzover we hem kunnen opvatten als 'pour autrui'. Dat vraagt om een uiterste denkinspanning, een die ik zo kort op de gebeurtenis zelf niet kan volbrengen, die ik ervaar als extreem pervers.
Waar ben ik aan begonnen toen ik deze serie startte? Ik voelde wel aan dat de problematiek van Levinas me boven het hoofd zou groeien, maar dat onbegrijpelijke dat vraagt om overdenking krijgt een andere betekenis, wranger vooral, na de aanslagen van gisteren. Het is bijvoorbeeld niet eenvoudig en niet rechtvaardig om nu te zeggen: 'Wij zijn gijzelaars', zoals we kort geleden nog konden zeggen: 'Ik ben Charlie'. Ik zit hier veilig en wel, in Parijs zijn ze dood en rouwen ze.
Zou ik deze blog tot een oefening kunnen maken met de zin 'ik ben geen gijzelaar'? Ik bedoel daarmee dat ik het na gisteravond absurd vind mezelf in enig opzicht te zien als gijzelaar, zelfs als ik weet dat elk moment een gek kan opduiken die ons neerschiet. Ik ben geen gijzelaar zoals de Parijse gijzelaars, geen gijzelaar zoals Levinas, geen gijzelaar volgens een logica of iets anders begrijpelijks. Geen gijzelaar dus.
Ik heb niet het gevoel dat ik Levinas daarmee bekritiseer, het zou zelfs kunnen voortvloeien uit zijn filosofie, een gijzeling die voorafgaat aan mijn beslissing of oefening, een oefening die zeker wel kan resulteren in een onlogische zin, de verklaring dat ik geen gijzelaar ben om zo blijk te geven van mijn respect voor de Parijse gijzelaars, respect voor iets dat voor mij onbevattelijk is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten