zaterdag 21 november 2015

Mijn intimiderend schuldgevoel

Goed, ik heb mijn actie nu belicht vanuit Levinas. Maar waarom koos ik Levinas voor deze blogserie? Zeker niet omdat ik hem de grootste filosoof vind. Ook niet omdat ik met hem wil afrekenen.

Nee, het moet te maken hebben met wat hij voor mij vertegenwoordigt: radicaliteit, zei ik al. Maar die radicaliteit betreft vooral de onvervulbare schuld. En die verwijst weer naar mijn afkomst en jeugd. Levinas vertegenwoordigt mijn christelijke opvoeding, maar dan in het kwadraat.

Mijn vader was afkomstig uit een bovengemiddeld katholiek gezin. Zijn vader was aanhanger van de RKPN en organiseerde vanuit Hoensbroek de bedevaart naar Amsterdam, waar de beroemde Stille Omgang werd gelopen, ter gedenking van een hostie die vele eeuwen geleden niet in brand vloog.

Het katholicisme beschikt over vele Hinterwelte, en enkele ervan heb ik al vroeg verkend, vooral de muziek. Maar mijn vader was temidden van zijn broers de vroomste. Hij heeft een bepaald protestantse inslag. Moraal trekt hem, alsmede het zich verdiepen in de redelijkheid van het geloof en het bezoeken van mensen die het zwaar te verduren hebben. Na de verrechtsing in de RK Kerk van de jaren zeventig is hij steeds kritischer geworden op de bisschoppen.

Door een pastoor die zelf veel Sartre las kwam ik in aanraking met de filosofie. Van Sartre begreep ik dat je onder een soort doem leeft, die van de vrijheid, waarvoor je dus zelf verantwoordelijk bent. Zo werd ik een soort calvinist. Uiteindelijk kwam ik bij mijn studie theologie in Utrecht dus terecht waar ik thuishoorde. Daar ook kwam ik in contact met het Jodendom, via rabbi Jehoeda Aschkenazy.

In de loop van mijn studie hechtte ik eraan de lijntjes die waren uitgezet bij elkaar te trekken. En zo schoof ik in de filosofie via Nietzsche naar Bachtin en Derrida, lees: via de radicale cultuurkritiek naar het dialogisme en de verabsolutering van rechtvaardigheid. Godsdienst, radicale verantwoordelijkheid, Jodendom en filosofie kon ik steeds beter op een noemer brengen.

Prettig heb ik het nooit gevonden, dat onblusbare schuldgevoel. Het was zeker ook een factor in mijn depressies. Er is dus reden genoeg voor een afrekening, en wie is daarbij een adequater object dan Levinas? Bij Levinas is er geen ontsnapping. De filosofie brengt je bij een oneindig inzicht voorbij het denken waarbij mijn naaste mij beschuldigt. En in plaats van filosofie heb ik alleen nog maar verwarring te bieden.

Hoe irritant ook, in zekere zin had een collega-filosoof wel een punt toen hij me in de jaren negentig adviseerde iets minder Derrida te lezen, en iets meer Kant. Maar misschien begreep hij Kant niet zo goed. Kant houdt zijn zaakjes niet bij elkaar, ook bij hem drijven de componenten van de rede uiteen. Of, met de woorden van Levinas: de ethiek ontstaat door het uiteenspatten van de ontologie.

Daarmee heb ik wel een belangrijke reden geraakt waarom het me onterecht lijkt met Levinas af te willen rekenen, hem te beschuldigen. De verwarring die Levinas beschrijft is geen wensdroom of onderwijsideaal (zoals misschien Renée van Riessen denkt), of niet alleen dat, maar ook een situatie waarin we ons bevinden.

Als je bij Levinas nog van het Zijn als Ereignis zou mogen spreken, dan is de uiteenspatting de uitleg die wellicht correspondeert met de Zijnsverborgenheid bij zijn leermeester Heidegger. Dat heeft zeker ook alles te maken met de dissémination van Derrida, en die Levinas in AE niet alleen in kritische zin noemt. We zitten in een situatie waarin het Zijn uiteenspat, en we moeten er iets van zien te maken, met ons denken vooral.

Want op een of andere manier heeft dat denken de dans ontsprongen. Er is een bepaalde macht in geborgen die hier en daar nog wordt vertrouwd, terwijl de meesten weer overgaan tot pragmatiek, meningen, geloof of de waarheid van het gevoel. Het denken heeft geen al te beste papieren. Ook Levinas wil dat denken gronden in iets dat eerder met de psyche en de sensibiliteit te maken heeft. Maar de filosofie is toch zijn belangrijkste, zo niet exclusieve middel om de betekenis van die sensibiliteit te beluisteren, vooral de intrige die erin vervat ligt, zoals ik in mijn blog van gisteren uitlegde.

De move die me voor ogen stond bij mijn blogs heeft dus niet te maken met een afrekening met Levinas, maar wel met de intimiderende kant van het religieuze schuldgevoel. Lees je Nietzsche, dan fulmineert hij daar zo tegen, dat in mij een grote rest, resistance, restance, opduikt die me voor Nietzsche immuun maakt. Bij Levinas word ik op een onprettige manier geraakt. Maar zijn filosofie brengt me dicht bij wat me dwarszit en waarmee ik wel degelijk wil afrekenen.

Het moet mogelijk zijn om met Levinas, Levinas volgend, het schuldgevoel te ontdoen van zijn verlammende, ziekmakende effecten en te vervangen door een gevoel dat met de werkelijke schuld te maken heeft, de schuld in het Zijn of aan de rand van dat Zijn. Derrida en Agamben gaan die kant op, mede geïnspireerd door Levinas en zich tegen hem afzettend. Het illustreert voor mij dat ik op een veelbelovend spoor zit, maar tevens hoe moeilijk dat spoor is.

Voortdurend moet je heenstappen over dat gevoel dat je tegenover Derrida en Agamben in de schuld zit, dat je filosofen moet volgen die onnavolgbaar of zelfs onvolgbaar zijn. Het intimiderend schuldgevoel neemt eerder toe dan af. Tegelijk vertrouw ik erop dat mijn macht, de macht van mijn denken, toeneemt bij de studie van deze denkers. Macht groeit in weerstand, en die weerstand organiseer je onder meer door blootstelling, exposition, aan datgene wat je het meest pijn doet.

Toch therapie dus, zelftherapie, therapie van het zelf door zichzelf. Het is zeer wel mogelijk dat die therapie gedreven wordt door een passerende God, maar niet het geloof maar het denken moet hierover verheldering bieden. Via Levinas kom je dan wellicht uit bij een verwonding door de naaste die mij beschuldigt, en vervolgens, via de tussenkomst van de derde, bij subjectiviteit. Daarbij moeten we bedenken dat het hier niet gaat om opeenvolging in een tijd die vanuit het begrepen Zijn is geregeld, maar om een samengaan dat vanuit het denken in verschillende momenten uiteengelegd kan worden.

Durf ik me aan het denken toe te vertrouwen, durf ik te denken? Ik zal wel moeten. Hoezeer het denken sinds de oude Grieken en de Franse revolutie ook verbonden is met geweld en terreur, het is toch waarschijnlijk dat juist het denken ons inzicht geeft over de verkenning van andere mogelijkheden.


1 opmerking:

  1. 'Durf ik te denken? Ik zal wel moeten,' zeg je. Mooi. Denken omdat het jouw schuld met de wereld, met ons betreft. Ik heb jouw denken nodig (om Levinas beter te begrijpen bijvoorbeeld). Ik heb nodig dat je mij daarbij serieus neemt. Maar je kunt denken, beter dan menigeen.

    Van verlammend schuldgevoel komen we geloof ik nooit goed af. We kunnen die niet goed van ons afschudden, we moeten ermee doormodderen: de schuld te behoren tot een volk met een koloniaal verleden, behoren tot de rijke helft van de mensheid. Er is het schuldgevoel dat me, vanuit hun ontoereikendheid, door mijn ouders en door anderen in mijn omgeving ingegeven is. Er is wat ik anderen heb aangedaan, zonder dat ik het wilde, zonder dat ik het kon vermijden. Het zal altijd gemengd zijn met die schuld die ik hierboven noem, die Levinas in alle scherpte benoemt. Met de groei van onze ziel, ook met ons denken, kunnen we een en ander van elkaar leren onderscheiden, dat is al iets. Jij werpt je denken in de strijd. Daar ben ik blij mee.

    BeantwoordenVerwijderen