We zijn al diverse keren op deze problematiek gestuit, vooral rond de mantel of huid van Nessus, de lange adem en dus mijn vorige blog. Het lijkt erop dat ik cirkels maak, in récurrence, om wat me het meest dwarszit en waarover ik daarom het meeste heil verlang.
La récurrence (herhaling, terugkeer) is de thematiek van de lange paragraaf (IV, 2) in La substitution. Levinas gaat er in op de kwestie hoe we subjectiviteit kunnen denken vanuit de orde van le Dire en het pour autrui. Na de analyse van de greep van het pour autrui op het bewustzijn wil Levinas verklaren hoe die greep, passie of obsessie kan plaatsvinden in dat bewustzijn. Daarmee zet hij zich af tegen de herleiding van de passie tot het onbewuste. Het onbewuste wordt bij Freud namelijk via de analyse toch weer herleid tot het bewuste, en daarmee gemaakt tot een spel, bijvoorbeeld het spel der fantasma's.
De term récurrence suggereert dat de obsessie een eenheid is die zich op diverse momenten manifesteert. Eerder al had Levinas verklaard dat het bewustzijn op deze kracht reageert vanuit de Logos, in de vorm van apologie. Je zou hierbij ook kunnen denken aan een rode lijn in mijn blogs, bijvoorbeeld Ik ben geen gijzelaar, waarin ik voor die apologie een plaats zoek binnen de filosofie van Levinas. Welnu, het is dus de reactie vanuit het spel van het bewustzijn dat bijeengehouden wordt én verdeeld raakt door een obsessie die eraan voorafgaat en erop volgt, in récurrence.
Na zijn afwijzing van het Freudiaanse paradigma sabelt Levinas een behoorlijk aantal andere kandidaten neer voor de verklaring van het soi-même. Maar bij een filosoof bij wie ik dat zeker niet had verwacht blijft Levinas staan en voltrekt zich in zijn betoog een metamorfose van negatie naar affirmatie:
C'est peut-être cela aussi le sens de la formule mystérieuse de Leibniz «le moi est inné à lui-même». Le se du se maintenir ou du "se perdre" ou du "se retrouver", n'est pas un résultat, mais la matrice même des relations ou des événements qu' expriment ces verbes pronominaux. Et l'évocation de la maternité dans cette metaphore nous suggère, le sens propre du soi-même. Le soi-même ne peut pas se faire, il est déjà fait de passivité absolue, et, dans ce sens, victime d'une persécution paralysant toute assomption qui pourrait s'éveiller en lui pour Ie poser pour soi, passivité de l'attachement déjà nouée comme irréversiblement passée, en deça de toute mémoire, de tout rappel. (AE, IV, 2, p.132-33)Het lijkt hier of we in The Matrix zijn beland, de fameuze verfilming van de grotvergelijking van Plato van de gebroeders Wachowski, inclusief de verwachting dat Neo 'the One' is. Alleen gaat het hier om een structuur die niet gefabriceerd is door mensen maar zonder oorsprong altijd al heeft bestaan, als moeder. Het lijkt dus ook alsof hier de vrouw terugkeert, zij het ongemerkt en in de gestalte van moeder, om meteen te verdwijnen.
En het lijkt alsof de ontologie in het hart van het autrement qu'être opduikt in de persoon van Leibniz, de man van de monades, die van alle filosofen het verst af lijkt te staan van de filosoof van de Ander, Levinas. Er is een eenheid die voorafgaat aan het soi-même, en dat is de eenheid van het se.
Nu gebruikt het Frans dat se ook voor passieve constructies. Se faire betekent evengoed 'zich maken' als 'gemaakt worden'. Maar dat is hier niet het probleem. Die passiviteit is precies wat Levinas beoogt. Wonderlijker is dat Levinas, zonder het uit te leggen, de moeder gelijkstelt met een structuur zonder oorsprong. Je zou moeten zeggen: de moeder uit wie we geboren zijn is zelf ongeboren.
Ook sluit Levinas hier de wederkerende structuur van het soi-même geenszins uit, in eerste instantie. Pas in tweede instantie interpreteert hij het se in uitsluitend passieve zin, zij het wellicht volgens de bij hem steeds terugkerende formule van een passiviteit die passiever is dan welke passiviteit ook: 'Le soi-même ne peut pas se faire'; maar dat moet je anders uitleggen. Niet als ontkenning van wederkerendheid, maar als nadere bepaling. Het zichzelf kan zich niet maken omdat het al een zich is. En omgekeerd: het passieve zelf neemt zonder oorsprong de vorm aan van het se, een schijnbare verdeeldheid die in werkelijkheid een eenheid is.
Hier komen we uiterst dicht bij de onderneming van Agamben, die in het se de toegang zoekt vanuit de taal naar het denken, de politiek en de ethiek. Alleen probeert Agamben de tegenstelling actief-passief te vermijden en zoekt hij zijn toevlucht tot Spinoza's opmerking over het Ladino, waar werkwoorden bestaan die noch passief noch actief zijn. Zou het mogelijk zijn de passiviteit van Levinas, die immers niet kan worden opgevat als passiviteit volgens le Dit, hiermee in overeenstemming te brengen? Ik laat deze vraag hangen en hoop er later op terug te komen.
Nu probeer ik te oogsten. Heeft Levinas' verwijzing naar de ongeboren moeder ons dichter bij een verheldering van de angst gebracht, minstens van de angoisse waarvoor zelfs het niets en de dood ons geen uitweg bieden?
Bovenstaand citaat maakt duidelijk dat de beginloze status van het zich in het zichzelf via de vervolging een verlammende werking heeft, een werking die verhindert dat we het zien als een pour soi, iets waarvan we ons kunnen distantiëren als een zelf van zichzelf. We zijn ons hiervan bewust, maar niet als een pour soi. Het is dus ook onmogelijk om in analyse dit spoor terug te volgen naar een punt dat we kunnen ontbinden. Onontbindbaar en onanalyseerbaar, dit punt, deze matrix, deze moeder.
Voortdenken mag wel, denken langs het spoor van deze matrix, weer terug het zijn in. Daar vinden we teksten van Levinas over geweld, bijvoorbeeld 'De grootheid van het geduld' in Het menselijk gelaat. In de jaren zestig, waaruit deze korte tekst dateert, neemt het geweld de vorm aan van een soort therapie. Intellectuelen prijzen het geweld omdat het een uitweg biedt uit hun gevoel van onmacht. Het geweld wordt in onze moderne tijd niet alleen zichtbaar in barbarij en het opzoeken van risico's. Vooral ook in snelheid, de snelheid van interventies en controle van het gedrag.
Opmerkelijk genoeg schaart Levinas zich hier niet aan de kant van de intellectuelen die afstand nemen van de beschouwelijkheid. Maar evenmin neemt hij het op voor de mildheid. De ware revolutie gaat gepaard met geduld, zegt hij. Het geduld van het wachten en het lijden. Hoezo revolutie? Is Levinas dan niet voor passiviteit? Zoekt hij die niet in het traumatisme van de gijzelaar?
Ja, toch wel. Maar die gijzelaar moet zijn traumatisme nog bewaren in het gebaar waarmee hij de revolutie ontketent. Hij moet lijden en dat lijden voelen zelfs wanneer hij zijn wapen opneemt:
De ware revolutie ontstaat uit een groot medelijden. De hand die het wapen opneemt, moet onder het geweld van dit gebaar lijden. De verdoving van deze pijn voert de revolutionair naar de grenzen van het fascisme. (Het menselijk gelaat, p.64)Het is dus de verdoving die Levinas het grootste gevaar acht. En die hij dus, volgens mijn analyse hierboven, maximaal onderscheidt van de verlamming die het zelf verhindert zich te positioneren als voor-zichzelf. Het 'moeten' lijden is dus geen opdracht die ik mezelf geef, het vloeit voort uit het pour autrui, uit het grote medelijden.
Terug naar de intimidatie, het complement van de angst. Die kan zowel bestaan bij de 'achtervolger' die me bang maakt, bang in mijn verantwoordelijkheid en schuldigheid, als bij het zelf, het subject dat als revolutionair de wapens opneemt. Daarnaast kan de intimidatie, zoals eerder gememoreerd, bestaan aan de kant van de dood, maar die wordt door de filosoof (Heidegger) benut als escape uit de verantwoordelijkheid richting de metafysica.
Onreduceerbaar, ontraceerbaar, is er het zelf, als matrix, onbereikbaar ook voor therapie en analyse. Het zelf in angst, achtervolgd door de ander.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten