zaterdag 7 november 2015

Levinas verraden

Ik ben nu zo ver dat ik doorheb dat iets in mezelf de filosofie van Levinas wil accepteren. Maar wat dat dan is, daar ben ik nog niet over uit. Is het de radicaliteit, de onvrede met softe, halfslachtige benaderingen? Is het de erkenning van het nooit te delgen schuldgevoel waarin ik ben opgevoed, en dat nog steeds wordt gevoed door de vervelende gebeurtenissen waaraan we ook als Europeanen schuld hebben, de komst van de vluchtelingen? Of is het mijn behoefte aan houvast, het lezen van een alom geachte filosoof die me uitzicht biedt op alle tradities die ons vormen?

Hoe dan ook, het is zeker niet de transcendentie die me lokt. Het is onacceptabel en onmogelijk dat er nog iemand komt, een filosoof vooral, die spreekt namens iets dat anderen niet kunnen navoltrekken met hun denken, waarneming en taal. Komt er zo iemand die min of meer in de naam van die transcendentie spreekt, dan zal ik toch minstens willen nadenken over dat spreken, over de gesproken woorden en over de bewering dat iets gefundeerd wordt in of gerechtvaardigd door een transcendentie.

Het gaat dus over taal. Over een reductie van het Gezegde tot een Zeggen, niet over dat Zeggen als zodanig. In die reductie zal het Zeggen nooit gescheiden raken van het Gezegde, het een is verstrikt in het andere.

Daarom biedt Levinas geen fundament, wet of rechtvaardigheid, hij biedt een filosofie, een denken naar de rand.

Levinas wordt daarom ook noodzakelijk in gesprek gebracht met andere visies, een gesprek dat volgens hemzelf nooit het fundament kan zijn voor het pour-autrui, en waarin hij al evenmin wordt beschuldigd in asymmetrie. Het fundament, als dat er al zou zijn, zou gelegen zijn in een totale asymmetrie, in de oneindig meervoudige naaste van veraf en dichtbij, en het ik dat erdoor wordt ontwricht. 'Tout autre est tout autre', verwoordt Derrida deze onmogelijkheid om de andersheid van de ander te isoleren uit de veelheid van andere anderen wier transcendentie niet kan worden verwoord buiten de taal om.

De taal kan worden uitgerekt, tot een 'langste adem', maar ze kan geen Dire verwoorden dat niet meteen ook al een Dit is, een Zeggen dat meteen al een Gezegde is.

De figuur van de priester, de bemiddelaar tussen ons en het transcendente, opent onze ogen voor het transcendente door ze precies door dat gebaar ook te sluiten. Wat we zien is de priester, de man die de toegang tot de wet, tot de Ander, bewaakt.

Wat ik dus afwijs is het poneren van transcendentie, van een zijn of anders-dan-zijn dat a priori niet kan worden verwoord of gedacht.

Wat betreft Levinas betekent dit, dat we hem moeten vertalen, in gesprek brengen, toepassen en dus verraden. Denken we bijvoorbeeld over transcendentie, zoals bijvoorbeeld Rudi Visker, dan hebben we het over de transcendentie-claims van mensen binnen een politieke setting. Dit is al meteen iets heel anders dan Levinas bedoelt. De politiek kan in zijn ogen nooit het vertrekpunt zijn van een denken over de naaste. Toch lijkt zo'n toepassing me vruchtbaar, ze kan ons de ogen openen voor het steeds weer opduiken van transcendentie-claims, het lijkt haast of dat opduiken zelf begrepen moet worden vanuit een transcendentie.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten